nieuws Bestuurskracht

De opgaven voor participatieve democratie: een vooruitblik voor het gezamenlijk leren

Vorig jaar verscheen het boek Leren in Participatieland. Centraal in het boek staat het zogenoemde kleine en grote leren. In een serie van drie artikelen reflecteren burgemeester van Etten-Leur en voormalig ROB-lid Miranda de Vries, directeur-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen Chris Kuijpers en programmamanager lokale democratie van de VNG Frank Speel op wat dat in de praktijk betekent. En in dit vierde, afsluitende artikel zetten auteurs Frederik van Dalfsen, Steven Blok en Henk Wesseling een en ander nog eens op een rij.

Participatie is in veel publieke organisaties een belangrijke praktijk om invulling te geven aan maatschappelijke vraagstukken. Ook aan grote opgaves zoals decentralisatie in het fysieke en sociale domein, of energietransities, regionalisering en digitalisering.[1] In Leren in Participatieland[2] hebben we een schets gegeven van hoe we denken dat de participatieve praktijk goed invulling kan krijgen. Het kleine leren – hoe organiseer je een goed participatieproces – en het grote leren – hoe ontwikkel je de manier van werken waardoor je beter wordt in participatie – waren de kernbegrippen voor die goede invulling.

De participatieve praktijk krijgt gelukkig al veel aandacht. Er is veel geëxperimenteerd, er zijn tal van collectieven waarin kennis uitgewisseld wordt, er komt een bredere wettelijke verankering[3] en er worden veel mooie stukken geschreven. De verdere ontwikkeling van participatie en democratische vernieuwing – op zichzelf – dendert wel lekker door.[4] Daar willen we in dit stuk dan ook wat minder aandacht aan besteden.
Wat we wel willen doen, is twee samenhangende ontwikkelingen iets verder uitwerken waartoe participatief werken zich op ‘een’ manier tot moet verhouden dan we in Leren in Participatieland hebben gedaan:

  • het manipuleren van onze aandacht (voor opgaven door misinformatie), mede door de invloed van sociale media;
  • de toename van maatschappelijk onbehagen mede door een ‘meritocratische’ tweedeling in onze democratie.

De twee ontwikkelingen kunnen in samenhang leiden tot een verzwakking van het functioneren van de democratie en het falen van participatief werken. Misinformatie, maatschappelijk onbehagen en afnemend/verplaatsend vertrouwen[5] is een giftige mix als het gaat om een basis voor democratisch samenwerken. Het leidt tot wat we in Leren in Participatieland achteruit leren hebben genoemd. Tegelijkertijd kan juist adequaat participatief werken tot op zekere hoogte een antwoord zijn op deze ontwikkelingen.

Manipulatie van onze aandacht
We kennen een lastige periode als het gaat om informatie en analyse als fundament voor belangrijke besluitvorming over overheidsinterventies. Onderbouwing van beleid ondervindt vaak tegenspraak met andere analyses. Feiten zijn immers ‘niet los verkrijgbaar. Niet zonder interpretatie. En die interpretatie heeft per definitie betrekking op de betekenis.’[6] Dat is ook heel goed in een democratie. Echter, dis- en misinformatie en/of de beschuldiging van het verspreiden daarvan, zijn alom aan de orde. De overheid en andere gevestigde partijen ontmoeten wantrouwen als onderdeel van complottheorieën. Een belangrijke vraag is hoe we informatie en analyses meer gemeenschappelijk kunnen maken.

Een belangrijke rol daarbij speelt de vraag hoe sociale media en achterliggend de grote techbedrijven onze percepties beïnvloeden. Documentaires zoals The Social Dilemma[7] en boeken zoals The Age of Surveillance Capitalism[8] hebben de relatieve macht van grote techbedrijven op ons dagelijks leven en gedrag blootgelegd. Onze opvattingen, ideeën, voorkeuren (en koopgedrag) worden door meerdere bedrijven met ieder een marktwaarde van rond de biljoen[9] dollar constant getriggerd en gestuurd. Dit doet ertoe omdat onze opvattingen over de democratie, de overheid, burgerschap, de (onbekende) ander, en publieke vraagstukken dus ook beïnvloed worden. Het heeft daarmee ook bijzonder veel gevolgen voor hoe we denken over en omgaan met deze onderwerpen. Een citaat dat we deels hebben gebruikt in een vorig artikel, onderstreept het probleem dat we hier aanstippen:

Sociale wetenschappers hebben ten minste drie belangrijke krachten geïdentificeerd die succesvolle democratieën collectief met elkaar verbinden: (1) sociaal kapitaal (uitgebreide sociale netwerken met een hoog niveau van vertrouwen), (2) sterke instellingen en (3) gedeelde verhalen. Sociale media hebben ze alle drie verzwakt.[10]

De manier hoe de technologie onze aandacht stuurt, is dan ook the ground of first struggle[11], onze eerste strijd. De grote problemen van deze tijd vragen onze onverdeelde aandacht en technologie zou ons daarbij kunnen – en moeten – helpen. Maar het wordt steeds meer duidelijk dat sociale media en achterliggende bedrijven helemaal niet helpen om te komen tot gemeenschappelijke oordeelsvorming. Onze aandacht kunnen geven aan wat aandacht verdient en op een ‘onbevlekte’ manier informatie verzamelen en communiceren is essentieel voor het democratisch (samen)leven.

In Leren in Participatieland zijn we kort ingegaan op manieren om juist in participatieprocessen tot meer gemeenschappelijke interpretaties te komen: met Joint Fact Finding, gemeenschappelijke keuzes voor onderzoekers of het samen formuleren van probleemstelling. We denken dat in het licht van de hier beschreven ontwikkeling er nog veel meer aandacht zou moeten zijn voor hoe we tot een gemeenschappelijke kennisbasis komen. Het streven naar zo’n gemeenschappelijke basis van informatie en analyses zou een integraal onderdeel moeten zijn van de start van ieder participatieproces en steeds opnieuw aan de orde moeten zijn bij belangrijke momenten of veranderingen in het desbetreffende participatieproces. Deze gemeenschappelijke basis is nodig om te werken aan gedeelde verhalen over maatschappelijke vraagstukken.

Maatschappelijk onbehagen
Recent is mooi onderzoek gedaan naar maatschappelijk onbehagen, bijvoorbeeld naar de verschillen in maatschappelijk onbehagen ‘in de regio’ en ‘afgehaakt Nederland.’[12] We willen een thema binnen maatschappelijk onbehagen aanstippen en doen dat op basis van het recente boek van Harvardfilosoof Sandel: De tirannie van verdienste.[13] Sandel stelt dat een groter wordende meritocratische kloof het steeds minder mogelijk maakt om een gemeenschappelijk leven te delen en te leiden. Hij laat zien dat ‘bovenlagen’, de hoogopgeleide elite, eigenlijk de andere lagen van de bevolking nauwelijks meer tegenkomt. Deze lagen hebben geen gedeelde (democratische) ervaringen meer. We kennen een vergelijkbaar iets in Nederland onder het label ‘diplomademocratie.’[14]

Sandel gaat verder dan het problematiseren van ons theoretisch/hoog opgeleid bestuur. Hij beargumenteert dat de bovenlaag niet inziet hoe hun succes ook het resultaat is van geluk, toevallige omstandigheden en aanleg.[15] Dit komt omdat we onszelf een meritocratie aanpraten: als je maar hard je best doet, lukt het gewoon, iedereen kan opklimmen. Ondanks dat het uiteindelijke succes sterk afhangt van eerdergenoemde factoren, zien we ons succes als verdiend. Als het succes er is, denken dat we het meritocratische spel uitgespeeld en gewonnen hebben. We hebben recht op het succes en alles wat daarbij hoort. Dit maakt de succeshebbers onbarmhartig voor mensen die dat niet lukt. In Nederland hebben we het idee dat er, tot op zekere hoogte, sprake is van kansengelijkheid.[16] Dus als men het – zelfs bij gelijke kansen – niet lukt om succesvol te zijn, hebben ze het nou eenmaal niet verdiend. Terwijl, wederom, het winnen zwaarder afhangt van geluk, aanleg en toevallige omstandigheden.

Sandel noemt het een tirannie omdat iedereen die het niet haalt – door pech, een slechte toebedeling van het lot, gebrek aan aanleg of de zegening van verkeerde talenten – aangepraat wordt dat de kansen er wel waren, maar hij/zij ze simpelweg niet heeft gepakt. Het is een vernederend mechanisme. Vanuit democratisch oogpunt is er niks tegen creëren van kansengelijkheid. Maar deze nepmeritocratie legitimeert hoogmoed van de winnaars en wakkert vernedering en ressentiment aan bij de verliezers. Het is de voedingsbodem voor gevoelens van onbehagen en bemoeilijkt voldoende gedeelde handelingsperspectieven voor de grote opgaven die we hebben.

Het is dus van het grootste belang dat we gemeenschappelijke democratische ervaringen opbouwen. Met name participatieprocessen geven een plek voor ontmoetingen tussen verschillende actoren met verschillende achtergronden. In Leren in Participatieland hebben we dat belang van de inrichting van een arena met alle stakeholders ook kort uitgewerkt naar mogelijkheden om verschillen te overbruggen. Van heel eenvoudig door een gezamenlijke wandeling tot samen, op een open manier, uitgangspunten voor een oplossing formuleren. De inrichting vereist vakmanschap om:

  • alle stakeholders daadwerkelijk te betrekken. Dit blijkt al een lastige uitdaging, denk aan de discussies over representativiteit, the usual suspects en de ‘stille’ meerderheid. Loting, mits goed gefaciliteerd[17], lijkt een kansrijke optie; en
  • alle stakeholders vervolgens in verschillende fases van het proces ook betrokken te houden. In een vorig artikel[18] deden we de oproep om processen te organiseren waarbij de vermoeide meerderheid niet afhaakt ten koste van extreme opvattingen.

Steeds moet er sprake zijn van goede ontmoeting. Het vraagt dat wij (en nu spreken we even in het bijzonder deze lezersdoelgroep aan) eerlijk en open de ander benaderen die we niet zo goed kennen. We vermoeden dat deze oproep moeilijker is dan het klinkt, ook omdat Van den Berg en Kok concluderen dat onbehagen vaak eenzijdig en weinig begripvol is geïnterpreteerd.[19] Daarom is het zo belangrijk dat we openstaan voor ideeën en aanpakken die niet direct passen bij onze zogenaamd slimme en rationele kijk op de wereld.

Al met al staan de versterking van de democratie en de ontwikkeling van participatief werken niet op zichzelf. Om de manipulatie van aandacht, de tirannie van verdienste en het groeiend wantrouwen het hoofd te bieden is het van belang dat we elkaar blijven ervaren in onze zoektocht naar antwoorden op maatschappelijke vraagstukken. We moeten elkaar blijven tegenkomen in die lastige participatieprocessen: ook al gaan ze soms over kleine probleempjes, ook al zijn ze soms ongemakkelijk en ontzettend conflictueus, we moeten die ander blijven tegenkomen, onze eigen opvattingen moeten “gechallenged” blijven worden door onze medeburgers.

De voorgenoemde ontwikkelingen zijn stuk voor stuk heel alomvattend. In lijn met Leren in Participatieland benadrukken we dat meer en hernieuwde aandacht voor leerprocessen – op groot (over de manier waarop we participatie en de democratie ervaren) en klein niveau (hoe ontwikkelen we begrip voor elkaar in dat ene proces?)– van cruciaal belang is om onszelf goed staande te houden in deze ontwikkelingen en om te zorgen dat we met elkaar een gemeenschappelijk, democratisch leven blijven vormgeven en leiden.

Voetnoten
[1] https://vng.nl/artikelen/thema-3-directe-democratie
[2] Van Dalfsen, F., Wesseling, H. & Blok. S. (2021). Leren in Participatieland: slimme participatielessen uit de praktijk. Utrecht Berenschot. Via: https://www.berenschot.nl/publicaties/leren-in-participatieland.
[3] https://vng.nl/nieuws/voorbeeld-verordening-participatie-en-handreiking-verschenen.
[4] Ook in het recent coalitieakkoord Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst is er weer aandacht voor participatie en burgerinitiatieven (al is het maar bescheiden). https://www.kabinetsformatie2021.nl/documenten/publicaties/2021/12/15/coalitieakkoord-omzien-naar-elkaar-vooruitkijken-naar-de-toekomst.
[5] Zie het derde artikel in deze reeks
[6] Van Dijk, M. & van Tongeren, P. (2021). Het wonder van betekenis: Op zoek naar geluk en wijsheid met Paul van Tongeren. Boom Uitgevers Amsterdam.
[7] https://www.thesocialdilemma.com/.
[8] Zuboff, S. (2019). The age of surveillance capitalism: The fight for a human future at the new frontier of power. Profile books.
[9] Voor de goede orde, dat is 1.000 miljard, al is Facebook/Meta recent bijna gehalveerd ten opzichte van 2021.
[10] Haidt, 2022.
[11] Williams, J. (2018). Stand out of our light: freedom and resistance in the attention economy. Cambridge University Press.
[12] Zie bijvoorbeeld het onderzoek van Caspar van den Berg en Annemarie Kok: https://www.rug.nl/cf/nieuws/newitems/2021/maatschappelijk-onbehagen. Zie ook de Atlas van Afgehaakt Nederland van Josse de Voogd en René Cuperus: https://kennisopenbaarbestuur.nl/rapporten-publicaties/atlas-van-afgehaakt-nederland/
[13] Sandel, M. J. (2020). De tirannie van verdienste: over de toekomst van de democratie. Uitgeverij Ten Have.
[14] Bovens, M. A. (2006). De diplomademocratie: Over de spanning tussen meritocratie en democratie. B en M: tijdschrift voor beleid, politiek en maatschappij, 33(4), 205-218.
[15] Zo gaat het niet alleen om komen uit een goed ‘nest’, maar ook om bijvoorbeeld aanleg ten aanzien van concentratie, wilskracht en discipline. Ook die eigenschappen zijn niet gelijk verdeeld in de samenleving.
[16] Zie ook het recent essay van Kim Putters (2022, p. 5). Putters, K. (2022). De Menselijke Staat: Burgerperspectief als voorwaarde voor een toekomstbestendig sociaal contract. Geraadpleegd op 31 mei 2022 via: https://www.scp.nl/publicaties/essays/2022/05/30/essay-de-menselijke-staat.
[17] Denk aan compensatie voor deelnemers als het gaat om bijvoorbeeld kinderopvang.
[18] Zie het derde artikel in deze reeks.
[19] Van den Berg & Kok, 2021, p. 6.

Delen

Reageer

*

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *