Maatschappelijke veranderingen stellen steeds hogere eisen aan de publieke manager. Waar de nadruk voorheen vooral lag op plannen maken en uitvoeren en op controle en beheersing, moet de ambtenaar van nu óók nog resultaat boeken, netwerken, verbinden en empathisch zijn. IKPOB-directeur Henk Wesseling vertelt over de zoektocht naar het echte ‘handwerk’ van de ambtenaar anno 2017. ‘Supermensen zullen we niet worden, maar we zijn als professionals veelzijdiger dan vijftig jaar geleden.’
Stichting IKPOB is ontstaan uit de verzelfstandiging van de Bestuursacademie en staat voor Innovatie, Kwaliteit en Professionaliteit van het Openbaar Bestuur. ‘Vanaf het begin af aan, nu zo’n zeven jaar geleden, hebben wij dat toegespitst op de professionaliteit van de publieke professional,’ vertelt Wesseling. ‘Dat doen wij vooral door het netwerk rond deze thematiek te versterken met publicaties, experimenten en bijeenkomsten en communicatie.’
Wat die toekomstbestendige overheidsprofessional moet kunnen en weten, is aan verandering onderhevig. ‘Veranderingen die niet van vandaag op morgen plaatsvinden maar tegelijkertijd toch weer veel sneller gaan dan je denkt,’ legt Wesseling uit. Die zoektocht naar het echte ‘handwerk’ van de publieke professional heeft IKPOB samen met onder meer de Vereniging Overheidsmanagers (VOM) en de Vereniging Gemeentesecretarissen (VGS) de afgelopen jaren langs verschillende lijnen vorm gegeven.
Vanaf heden is het mogelijk de artikelen die gepubliceerd worden in de reguliere editie van Publiek Denken ook via de Blendle-betaalknop te lezen. Betalen gaat gewoon via uw eigen Blendle-portemonnee:[blendlebutton]
Competenties
‘Het boek Ambtenaar 3.0 van Paul ’t Hart staat volgens Wesseling symbool voor de eerste lijn; welke invloed heeft de veranderende samenleving op de eisen die worden gesteld aan de publieke professional? ‘Tijdens de verzuiling en de verzorgingsstaat draaide het vooral om het plannen maken en uitvoeren. In de periode daarna lag de nadruk op controle, beheersing en outputsturing. In onze huidige netwerksamenleving is dat natuurlijk niet weg, maar zijn inlevingsvermogen, cocreatie en beoordelingsvermogen dominanter geworden. Niet alleen voor de beleidsmakers maar juist ook voor bijvoorbeeld de politieman op straat. Cruciaal daarbij is een tweede lijn in de IKPOB-zoektocht. Hoe moet je als publieke professional in de huidige pluriforme werkelijkheid van verschillende opvattingen en posities met botsende nationaliteiten om leren gaan? Het bekende verhaal van de vele organisaties die betrokken zijn bij een probleem als schuldhulpverlening. Ze doen ieder voor zich heel goed hun ding maar komen op geen enkele manier nader tot elkaar.’ Het boek Hij begrijpt er dus helemaal niets van! van Roel in ‘t Veld en Albert Jan Kruiter typeert dat volgens Wesseling heel goed. ‘Ze verwijzen naar het begrip extended sympathy als basishouding om met die verschillen om te gaan. De recente IKPOB-publicatie Waarderend Communiceren van Els van der Pool en Guido Rijnja beschrijft hoe je ‘waarderend communiceren’ in dergelijke situaties kunt toepassen.’
In dat omgaan met die ingewikkelde professionele situaties is actuele kennis wezenlijk. Kennisdelen is een derde hoofdlijn van waaruit de zoektocht gericht is. Wesseling: ‘Het vraagstuk ‘hoe verhouden kennisinstituten en professionals zich tot elkaar’ is klassiek en we streven al vijftig jaar naar de ‘reflective practitioner’, die zich bijvoorbeeld inleeft in die mooie IKPOB-publicaties.’ Toch is die verhouding nog lang niet optimaal. Hoe zorg je dat wetenschappelijke kennis snel bij de juiste professional terechtkomt? En hoe zorg je dat wetenschappers op de hoogte raken van praktijkkennis? Wij hebben een experiment lopen naar de condities voor kennisdeling en kenniscirculatie. In de publicatie Condities voor kennisdeling gaan Wenne Bergman en Frans de Vijlder in op de optimale voorwaarden voor kennisdeling.’
Netwerken
Uiteindelijk hoopt Wesseling dat al deze inspanningen bijdragen aan de verscherping van een waardenpatroon, gericht op overbruggen, ruimte maken, resultaten boeken en beheersing in de lastige werkelijkheid. ‘Er zijn nu stromingen die juist niet op overbruggen gericht zijn vanuit die extended sympathy. Trump staat daar symbool voor, maar het gaat om een internationaal veel bredere ontwikkeling. Voor mij is het zoektochtwerk niet neutraal. Onze publicaties zijn niet strikt feitelijk, maar gericht op waardenvorming. Voor HR-professionals, voor managers en domeinprofessionals die het gebruiken als houvast bij veranderingen.’
‘We doen veel aan verspreiding van het gedachtengoed, wat weer verband houdt met de laatste lijn in onze zoektocht. Het bijdragen aan netwerken die de toekomstige ontwikkeling van de overheid vanuit dat zoeken naar professionaliteit mede vorm willen geven. Om dat te bewerkstelligen hebben we geïnvesteerd in platform O, waar wetenschappers en professionals ‘verhalen’ over onderzoek en ervaringen (platformoverheid.nl, red).
Concluderend, moet de ambtenaar van de toekomst nu een soort supermens worden die alles moet kunnen? En is dat wel te doen? ‘Dat is een goede vraag,’ vindt Wesseling. ‘Het gaat deels natuurlijk vanzelf. We kunnen en weten al heel veel meer dan vijftig jaar geleden. Bijvoorbeeld dat burgers geen klanten zijn. Maar dat we tegelijkertijd wél klantgericht moeten werken.’
‘Supermensen zullen we niet worden. Maar we zijn wel slim. We hebben al zo veel hulpmiddelen ontwikkeld dat we steeds beter aan die cumulatieve eisen kunnen voldoen. De toekomstige overheid zal weer nieuwe eisen stellen bijvoorbeeld vanuit de datarevolutie die gaande is. Binnenkort komt er vanuit deze vijfde lijn een boekje over die toekomstige overheid die wat lijnen bij elkaar brengt.’ En zijn eigen drijfveer? ‘Ik heb zelf heel lang als professional in dit werk gezeten, onder meer als gemeentesecretaris in Dordrecht. Ik wil heel graag publieke innovatie bereiken, zodat het daarbuiten goed gaat, en beschaafd blijft. Daarom doe ik graag wat ik doe.’ [/blendlebutton]