De Omgevingswet is geen ‘moetje van het rijk’. Het draagvlak bij gemeenten is groot, zeggen Rosemarie Bastianen, directeur van het programma Eenvoudig Beter bij het ministerie van IenM, en haar voorganger Edward Stigter, nu directeur Fysiek Domein bij de VNG.
De transitie naar de Omgevingswet is in volle gang. Nu het wetsvoorstel Omgevingswet is aangenomen, wordt er gewerkt aan de vier algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s), de regels voor het praktisch uitvoeren van de wet. Voordat de Omgevingswet van start kan, moeten onder meer 26 bestaande wetten worden gebundeld, meer dan 20.000 bestem- mingsplannen worden verwerkt in gemeentelijke omgevingsplannen, omgevingsvisies worden geschreven door alle gemeenten en moet er een heel nieuw digitaal stelsel worden ingericht, met daarin alle informatie over de fysieke leefomgeving.
Inzichtelijkheid van regelgeving
Een immense opgave, maar niet voor niets, stelt Rosemarie Bastianen. ‘Straks worden de regels over de fysieke leefomgeving een stuk inzichtelijker. Zo zal het niet meer voorkomen dat planvorming vastloopt omdat achteraf blijkt dat er bepaalde belangen in de weg staan. Dat veroorzaakt dan veel frustratie omdat je weer een stap terug moet in je proces. Als je alle belangen meeneemt aan het begin, voorkom je dat. Dat is het hele idee achter de Omgevingswet. Simpelere en eenduidigere procedures, en dus ook snellere en betere besluitvorming. Precies wat nodig is bij de grote opgaven in de leefomgeving waar we in Nederland voor staan, zoals klimaat en energie. Dit zijn geen geïsoleerde opgaven. In een klein land als Nederland hangen die altijd samen [blendlebutton] Helaas is de huidige wet- en regelgeving daar niet op gericht. ‘Die is te vaak specifiek alleen op één bepaald beleid gericht,’ zegt directeur Fysiek Domein bij de VNG Edward Stigter. ‘De Omgevingswet helpt dus om die verkokering in wet- en regelgeving tegen te gaan waardoor het makke- lijker wordt aan te sluiten bij de grote opgaven waar we voor staan.’
Enorme gretigheid bij gemeenten
De overgang naar een heel nieuw stelsel is echter complex. Veel gemeenten hebben de tijd nodig om hun apparaat op orde te krijgen, met name om allerlei digitale voorzieningen aan te passen en de bestaande plannen en verordeningen te integreren. Tijdens de behandeling van de AMvB’s in de Eerste Kamer gaf minister Melanie Schultz van Haegen (IenM) aan dat ze dit zorgvuldig wil doen. In overleg met de andere overheden komt ze dit najaar met een nieuwe planning voor het wetge-vingstraject. De einddatum van de implementatie blijft staan.
Stigter is heel positief over de voortgang van de wet: ‘Je ziet een enorme gretig- heid bij gemeenten. Velen hebben al een programmamanager aangesteld, een kwart van hen is bezig met een soort voorloper van een omgevingsplan, en tientallen werken aan het opstellen van een omgevingsvisie. En dan zitten we nog in een fase dat het pas over een paar jaar in werking gaat treden. Waar bij andere wetten, zoals de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), gemeenten in de weerstandmodus zaten, zie je nu heel veel wil om ermee aan de slag te gaan. Het is geen moetje van het rijk maar gemeenten zelf willen ermee verder en erop vooruit- lopen. Ze voelen zich betrokken bij het proces en hebben het gevoel dat naar hen wordt geluisterd. Ik ken weinig wetgeving waarbij je ook bij de behandeling van het wetsvoorstel al zo’n groot draagvlak zag: 143 van de 150 Kamerleden stemden voor.’ Ook Bastianen is tevreden hoe gemeenten aan de slag zijn gegaan. ‘Gemeenten zijn bezig geld te reserveren op de begrotingen om klaar te zijn voor de Omgevingswet. De aanloopperiode wordt echt benut. Juist omdat de wet gericht is op de uitvoering en contact tussen gemeenten, rijk, milieuorganisaties, bedrijfsleven essentieel is, is het draagvlak groot. Het is een wetgevingsoperatie geworden van ons allemaal.’
Instrumentenkistje
Toch is er ook onzekerheid. De Omgevingswet reikt gemeenten weliswaar een kader aan, maar de uitvoering ervan moeten ze toch echt zelf invullen. Naast vrijheid levert dat ook de nodige vragen op. ‘De Omgevingswet is eigenlijk een instrumentenkistje voor lokale overheden om zelf mee aan de slag te gaan,’ legt Bastianen uit. ‘Met de AMvB’s biedt zestandaardwaarden, zoals uitstoot van geluid, luchtvervuiling of veiligheid. Als je als gemeente wat extra’s wil is daar ruimte voor. Als gemeente moet je bepalen: wat wil je waar en hoe ga je dat dan gebruiken.’ Ze bepalen dat samen met andere stakeholders in de omgevingsvisie. ‘Deze visie beantwoordt de vraag wat voor stad je wilt zijn’, verduidelijkt Stigter. ‘Het is een vehikel om dat gesprek te voeren zowel in je gemeenteraad als met je burgers. En dat leeft. Zeker in combinatie met de uitdagingen waar we voor staan, die burgers ook wel zien, zoals bereikbaarheid, klimaatbestendigheid en wijken die van het gas af moeten.’
Van andere partners vraagt het ook een meer proactieve houding. Ze moeten al bij de start van het proces met gemeenten meedenken over inrichtingszaken, en niet achteraf advies geven en zeggen dat het allemaal anders had gemoeten. Bastianen noemt het een van grote winsten van de nieuwe wet. ‘Samenwerking is essentieel.’ Die samenwerking is ook weer een stimulans voor gemeenten om de eigen organisatie weer eens onder de loep te leggen. Stigter: ‘Als je organisatie sterk verkokerd is, heb je straks een probleem bij de uitwerking van je omgevingsplan.’
Ook de participatie van burgers en bedrijven was een van de redenen waarom het draagvlak bij de behandeling van de wet in Tweede Kamer zo groot was. Stigter: ‘Het is echter nog wel een zoekproces. Het vraagt een andere rol van volksvertegenwoordigers. Als burgers en bedrijven betrokken zijn bij planvorming kun je eigenlijk niet meer als gemeenteraad zeggen dat je het niks vindt. Dan haal je vertrouwen weg bij al die betrokken partijen.’
Stigter is ervan overtuigd dat de Omgevingswet kan bijdragen aan meer vertrouwen van de burger in de overheid. ‘Het zijn weliswaar grote woorden maar dit sluit aan bij wat burgers verwachten van hun overheid: meedenken, in plaats van alleen maar zeggen of iets wel of niet kan.’[/blendlebutton]