nieuws

SER bepleit klimaataanpak voor regionale industriële koplopers

Bij de ontwikkeling naar een CO2-arme en circulaire economie moet de Nederlandse industrie de komende jaren versneld innoveren, inspelen op de toekomstkansen en de kans krijgen zich te ontwikkelen tot de wereldtop in de energietransitie. Dat biedt de beste garantie voor voldoende werkgelegenheid. Dit staat in het SER-advies Nationale klimaataanpak voor regionale industriële koplopers.

De raad ziet dat de discussie over de terugdringing van broeikasgassen in de industrie zich de laatste tijd vooral toespitst op mogelijke instrumenten. Deze discussie is volgens de SER te beperkt en ontneemt het zicht op de brede doelen van het klimaatakkoord. De SER brengt daarom een breder advies, die uit vier pijlers bestaat: versterking van de regionale aanpak; versterking van arbeidsmarkt- en scholingsbeleid; bevorderen van innovatie en investeringen in nieuwe technologieën; en beprijzen van vermijdbare CO2-uitstoot om vernieuwing te versnellen.

Scholing
Het samenhangende beleid krijgt vooral vorm in de vijf regionale energie-intensieve industriële clusters die ons land heeft, te weten: Rotterdam/Moerdijk, Zeeland (Terneuzen en omstreken), Noordzeekanaalgebied, Noord-Nederland en regio Geleen (Chemelot). In deze clusters bevinden zich de twaalf grote energie-intensieve bedrijven, die samen verantwoordelijk zijn voor driekwart van de industriële CO2-uitstoot in Nederland. Deze ‘grote twaalf’ hebben een spilfunctie in de hele regionale keten van bedrijven. Zij moeten volgens de SER extra inspanningen plegen en het voortouw nemen bij het maken van meerjarige industriële koploperprogramma’s met ambitieuze doelen voor CO2-vermindering. De SER stelt ook voor dat de (uitvoering van de) koploperprogramma’s wordt beoordeeld en getoetst door een college van internationale experts om zeker te zijn dat met de koplopersprogramma’s inderdaad de grenzen van het reëel mogelijke op het vlak van innovatie en synergiebenutting worden opgezocht.

Voor een succesvolle industriële transformatie is het van belang dat de arbeidsmarkt profiteert van de industriële ontwikkelingen. Scholing moet aansluiten bij de nieuwe ontwikkelingen in de regionale industriële clusters. Regionale samenwerking is nodig om te zorgen dat mensen die hun baan kwijtraken door de transitie terecht kunnen op de plekken waar nieuw werk ontstaat. Eerder zijn afspraken gemaakt over het opvangen van werkgelegenheidsverlies door de sluiting van kolencentrales. De SER geeft in het advies aan dat de ervaringen in de kolenketen gebruikt zullen worden bij de aanpak in andere sectoren die te maken hebben met de gevolgen van de energietransitie.

Om de industrie te stimuleren zo ambitieus mogelijk de CO2-doelen te realiseren adviseert de SER een verstandige invulling van een nationale CO2-heffing. Deze heffing kan qua systematiek zoveel mogelijk aansluiten bij het Europese emissiehandelssysteem (ETS) waarin in beginsel alleen de beste presterende tien procent van de industriële bedrijven geen heffing betalen. Deze nationale heffing zal volgens de SER het vermijdbare deel van de CO2-uitstoot moeten gaan en leiden tot de reductiedoelstelling voor de industrie, ten minste 14,3 Mton in 2030. Met de regionale koplopersprogramma’s wordt de vermijdbare CO2-uitstoot vergroot tot onder het niveau van de benchmarks.

De vormgeving van de heffing moet voor de SER te allen tijde voldoen aan de duurzaamheidsdoelen. Maar ook weglek van productie, verlies van werkgelegenheid en afname van investeringsbereidheid moeten voorkomen, bijvoorbeeld door onnodig investeringsruimte weg te nemen. Er moet rekening worden gehouden met de lange doorlooptijden van investeringen in de industrie om heffing over nog onvermijdbare uitstoot te voorkomen. Door over het vermijdbare deel te heffen, worden bedrijven gepikkeld tot innovatie en het doen van nieuwe investeringen om het vermijdbare verbruik terug te dringen.

Investeringen
Voor echte doorbraken zijn investeringen nodig in technologieën die nu nog in de kinderschoenen staan. Daarvoor zal subsidie nodig zijn, zowel uit nationale programma’s als EU-fondsen. Elk regionaal cluster innoveert op de manier die aansluit de sterke kant van dat cluster. Die hangt nauw samen met de regionale structuur van de economie. Onrendabele toppen in investeringsplannen zijn te verlagen via exploitatiesubsidies zoals de SDE++-regeling.

De SER onderschrijft de opvatting van het kabinet dat huishoudens en het mkb niet mogen opdraaien voor de kosten van de transitie in de industrie. Daarnaast is het met het oog op draagvlak en effectiviteit van het klimaatbeleid wenselijk dat burgers en mkb-bedrijven een concreet handelingsperspectief krijgen. Daarom is het nodig om burgers en bedrijven zowel in financiële als in praktische zin te ontzorgen, bijvoorbeeld op het gebied van energiebesparing (woningen) of energie-efficiënte maatregelen (mkb). Voorzieningen moeten worden getroffen om te voorkomen dat verduurzaming stuit op een gebrek aan financiële draagkracht.

Delen

Reageer

*

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *