Tekst Ginny Mooy
Beeld Shutterstock
De kern van ons westerse samenleven is niet alleen een hardnekkig individualisme, maar een diepgeworteld egoïsme. We zien anderen als concurrenten en vergeten dat we uiteindelijk allemaal afhankelijk zijn van elkaar en dat onze vrijheid samenhangt met wat we voor elkaar overhebben. Ondertussen nemen overal de politieke spanningen en het geweld toe en voltrekken zich steeds vaker natuur- en andere rampen. We moeten leren om te geven, zegt antropoloog Ginny Mooy. Leren te geven om het geven zelf – niet alleen als we er zelf direct beter van worden. Dat we niet langer onze schouders ophalen, maar eindelijk begrijpen wat er werkelijk op het spel staat.
November 2014, deze maand precies tien jaar geleden, vertrok ik na lange maanden van inzamelen naar Sierra Leone om te helpen bij de bestrijding van ebola. Ik had alles op alles gezet om hulp en middelen te mobiliseren. Ik had dag en nacht gewerkt en sliep nauwelijks; de nood was er hoog. Het was me uiteindelijk gelukt om behoorlijk wat steun te mobiliseren, maar dat was uiterst moeizaam gegaan. En het was bij lange na niet genoeg. De westerse wereld bleek maar slecht mee te kunnen leven met de gebeurtenissen in West-Afrika. Ik was op pad met een klein budget voor voedselhulp en een klein pakketje medische hulpmiddelen. Een druppel op de gloeiende plaat.
Achteloosheid
Ik weet het nog goed. Ik was gewoon op. Ik was moe, kapot en verdrietig, maar ook strijdbaar. Ik wilde graag helpen. Op de luchthaven van Zaventem haalde ik nog snel een broodje voordat ik door de douane ging. Er knapte iets in me. De vrouw achter de toonbank droeg medische handschoentjes – van die opvallende blauwe, niet te missen. Het was zo misplaatst. Medische handschoenen om een simpel broodje mee klaar te maken, volstrekt onnodig, want water en zeep zijn voldoende. Maar haar baas vond het blijkbaar een mooi plaatje, die handschoenen. Ik wilde ze van haar afrukken en meenemen naar Sierra Leone. Want hoewel de ebolalanden tot de grootste rubberexporteurs ter wereld behoren, waren zelfs medische handschoenen er nauwelijks te vinden.
Artsen en verpleegkundigen moesten vaak mogelijke ebolapatiënten met blote handen behandelen, waardoor de besmettingen onder hen toenamen en zich verspreidden naar andere patiënten en hun eigen families. Ziekenhuizen, plekken die veilig zouden moeten zijn, werden haarden van besmetting. Het was een drama dat zijn weerga niet kende. En zij droeg die handschoenen om een broodje klaar te maken. De achteloosheid waarmee we zulke dingen doen maakte diepe indruk op me.
Doodsangst
Het leed dat ik aantrof in Sierra Leone was sowieso nauwelijks te bevatten: mensen die eenzaam en in angst een uiterst pijnlijk dood stierven – de doodsangst in hun ogen. Jonge kinderen die noodgedwongen alleen achterbleven in quarantaine, zonder water of voedsel, niet in staat om voor zichzelf te zorgen. Mensen die dierbaren verloren, mensen die in onzekerheid verkeerden over besmetting, moeders die voor hun zieke kinderen zorgden en kinderen die hun ouders besmet hadden. Deze beelden staan voor altijd op mijn netvlies gebrand.
Sommige herinneringen zijn zo schrijnend en intens dat ze je bijna als vanzelfsprekend bijblijven en zich voor altijd in je ziel nestelen. Die herinneringen zijn zo grotesk dat het niemand zal verbazen dat je daar posttraumatische stress van kan oplopen. En dat kreeg ik ook. Maar gek genoeg was het die vrouw op Zaventem die me het meest bleef achtervolgen. De bittere symboliek ervan liet me niet los: niemand leek enige gêne te voelen over die handschoenen, geen enkel bewustzijn of verantwoordelijkheidsgevoel. Geen besef dat die handschoenen in Liberia, Guinee en Sierra Leone van levensbelang waren.
Toen ik terugkwam moest ik uiteindelijk in therapie vanwege PTSS. Dat kwam met name omdat ik niet durfde te vertellen over wat ik daar allemaal had gezien en meegemaakt. Het was zo’n zware last; op mijzelf, op mijn gesteldheid en op mijn psyche, dat ik het andere mensen niet aan durfde te doen hen erover te vertellen. De psycholoog moedigde me aan om toch te praten. Ik denk dat dat het slechtste advies was wat ze had kunnen geven, want mensen bleken prima in staat zich voor te stellen hoe zo’n verschrikkelijke epidemie zich kon ontvouwen. Het liet ze verder koud en dat maakte de pijn alleen maar groter.
*Dit is het eerste deel van een artikel uit PD 54: Burgerparticipatie
Lees hier verder