nieuws Bestuurskracht

Streven naar economische groepsimmuniteit

Never let a good crisis go to waste, zou Winston Churchill hebben gezegd. Nu Nederland langzaam weer op gang komt, grijpen velen terug naar die uitspraak. Begrijpelijk dat we juist nu behoefte hebben aan woorden die veerkrachtig en hoopvol klinken, en dat we naar kiemen zoeken van nieuwe kansen en verandering. Maar wat betekent dat voor de economisch kwetsbaren in onze samenleving? Tot welke offers zijn we bereid om hen te beschermen?

Opeens is de crisis een moment om buiten gebaande paden te treden

Laten we eerst eens stilstaan bij het begin van de coronacrisis. Minister-president Rutte suggereerde in een van zijn eerste persconferenties om het coronavirus gecontroleerd zijn gang te laten gaan en zo groepsimmuniteit te ontwikkelen. Als we de inmiddels beroemde curve wat vlakker konden maken, zou het leven min of meer zijn gewone gang kunnen gaan. Dan waren we vanzelf beschermd als de epidemiegolf voorbij was, zo was de redenering.
Al snel kwam de kritiek: het plan was onrealistisch en de gevolgen ervan waren moreel onacceptabel. Niet alleen zouden veel mensen sterven, ook zouden dat vooral de meest kwetsbaren onder ons zijn. Gezamenlijk gingen we “in quarantaine”. Immers, zo’n maatschappij wilden we niet zijn. Op die manier gaven we een bijzonder krachtige boodschap af. De boodschap dat elk leven het verdient om beschermd te worden en dat achter het vitalistische streven naar groepsimmuniteit een lelijke realiteit van verlies en verdriet schuilgaat. Het vroeg veel van ons om die realiteit op een afstand te houden, maar uiteindelijk aarzelden we niet. Al snel werden ingrijpende maatregelen gezien als een absolute noodzaak.

Utopische gedachte
Inmiddels is de discussie verschoven van acute epidemiebestrijding naar economisch herstel. En opeens lijken wij vitalisme zonder problemen te omarmen. Opeens is de crisis een moment om buiten gebaande paden te treden en innovatieve oplossingen te zoeken. Zaken die eerder niet mogelijk waren komen ineens in het zicht. De grote belofte achter dit alles is dat we er in economisch opzicht met z’n allen beter en sterker er uitkomen. Het gaat me niet om of dit als economische doctrine wel of niet klopt. Ik ben geen econoom. Ik zeg wel dat dit een utopische gedachte is: zonder een grote collectieve inspanning om de kwetsbaren te beschermen, zal daarachter ook een lelijke realiteit schuilgaan van veel verlies en verdriet. Tot wat voor offers zijn we bereid om de economisch kwetsbaren onder ons te beschermen? Nou, er zijn juist miljarden aan steun beschikbaar gemaakt, dus dat zit wel goed, zal iemand wellicht tegenwerpen. Maar daar gaat het om overbruggingsmaatregelen, en het gaat mij hier om structureel ingrijpen in posities van sommige kwetsbare groepen.

De coronacrisis heeft de positie van de precairen onder een vergrootglas gelegd

Misschien vindt u dat ik een oneigenlijke vergelijking trek. Biologie en economie zijn per slot van rekening verschillende grootheden die ik niet zomaar op één hoop kan gooien. Mensen kunnen er immers niets aan doen als ze ziek worden, maar een ander verdienmodel verzinnen ligt wel binnen hun mogelijkheden. Maar oneigenlijk of niet, het is opvallend is dat deze tegenstelling nu zo absoluut wordt gemaakt. Als wij vinden ingrijpende maatregelen noodzakelijk zijn om kwetsbare levens te beschermen, waarom zou dat anders zijn als het om economische kwetsbaarheid gaat?

Precariaat
Er zijn goede argumenten te geven waarom een strategie van economische herd immunity even kwalijke kanten heeft als een biologische. Om de analogie nog wat verder door te trekken, die economisch kwetsbaren hebben sinds een paar jaar een naam: het “precariaat”. De Britse econoom Guy Standing heeft de term in 2011 geïntroduceerd om de nieuwe onderklasse aan te duiden. Het probleem van deze onderklasse is niet de armoede per se, maar een grote bestaansonzekerheid. Ze zijn te vinden onder flexwerkers, zzp’ers en kleine ondernemers…. Velen van hen werken in de culturele sector, de media, het onderwijs, de zorg of in de dienstverlening. De coronacrisis heeft de positie van de precairen onder een vergrootglas gelegd.
Een deel van hen – denk vooral aan de culturele sector en de creative class – zag hun werk en hun inkomen in één klap volledig verdwijnen. Ze hoeven geen aansporing te krijgen om nu snel te schakelen, want hun werk was al voor corona één voortdurende crisis. Ze innoveren zich al jaren helemaal suf. Ze waren er ook nu snel bij met een schare aan innovatieve online trainingen, cursussen, theaterstukken, kunsttentoonstellingen en wat zoal niet, maar die innovatiedrang krijgt iets schrijnends omdat het in deze situatie weinig zicht biedt op enige structurele situatieverbetering. De honoraria waren al mager, ‘want dit is toch ook je passie?’, en digitaal betekent natuurlijk vooral: goedkoper.

Grondstof
Bij een ander deel van het precariaat – denk aan bezorgers of Uber-chauffeurs – valt er qua werk weinig te innoveren, maar het probleem ligt dan ook elders. Zij maken een deel uit van de innovatieve ondernemingsmodellen van de afgelopen jaren, wier succes vooral berust op een meer efficiënte extractie van de surplus-waarde, met de werknemer als grondstof.

Wat voor maatschappij willen we zijn?

Tot welke extremen dit kan leiden, bijvoorbeeld bij bedrijven als Amazon, is al veelal besproken en bekritiseerd. Zullen we dan werkelijk verbaasd opkijken als een roep om de revitalisering van onze economie, zonder een structurele verbetering van de positie van de precairen, uitmond in nog wat efficiëntere methodes om de surplus-waarde uit de menselijke grondstof te verkrijgen? Het laat zich raden wat dit voor de positie van de precairen gaat betekenen.

Krachtig statement
Het meest schrijnende is dat de coronacrisis juist duidelijk heeft gemaakt hoe essentieel het werk is dat de precairen doen. De gezondheidswerkers, de bezorgers, de nooddiensten, vakkenvullers in de supermarkten, de schoonmakers – zij waren altijd al essentieel, maar met corona kwam daar nog een dimensie bij. Hun werk maakt mogelijk dat de rest van ons veilig thuiszit tijdens lockdown, terwijl hun bestaansonzekerheid wordt vergroot met het risico op besmetting. Dit is ook de aanleiding geweest voor een open brief, getekend door meer dan 3000 wetenschappers – onder wie politicoloog Nancy Fraser, filosoof Susan Neiman en econoom Thomas Pikketty – met de oproep om te erkennen dat deze precairen “essentiële werkkrachten” zijn en niet slechts een human resource. In de brief wordt opgeroepen om hun werk te democratiseren en in zijn intrinsieke waarde te erkennen. Jammer genoeg wordt het niet concreter dan dat.
En toch zijn de vragen die zich met de coronacrisis aandienen wel concreet te maken. De vraag is niet of onze economie zich kan herstellen als we de marktkrachten hun werk laten doen. De vraag is of wij het aan onszelf kunnen verantwoorden dat wij geen acht slaan op diegenen die het meest kwetsbaar zijn binnen dit systeem. Welke collectieve inspanning willen we leveren om hen te beschermen? Wat voor een maatschappij willen we zijn? Wij hebben aan het begin van de epidemie een krachtig statement gemaakt, en hebben laten zien dat we ver willen gaan om kwetsbare levens te beschermen. Wat voor statement willen we nu maken? Het lijkt me een goed moment om over deze vragen na te denken: dont let the crisis go to waste.

*Dit artikel werd geschreven door Ivana Ivkovic en verscheen oorspronkelijk in Publiek Denken 21: Sociaal domein onder druk. Wilt u meer artikelen lezen? Neem dan nu een gratis abonnement op Publiek Denken.

Beeld: Shutterstock

Delen

Reageer

*

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *