nieuws i-Samenleving

Expertmeeting connected society

Samen onder de motorkap!

Alles en iedereen is steeds meer met elkaar verbonden. Het gaat niet meer om big data, het grote onderwerp van een paar jaar geleden, maar om de volgende fase in het proces: hoe je met connected data tot een connected society komt. De vraag is daarbij op welke manier bedrijven, organisaties en burgers betekenisvol met elkaar kunnen worden verbonden. Hoe moeten we dat doen of, met andere woorden, welke smart solutions hebben de grootste veranderkracht? En als we dat weten, hoe zorgen we er dan voor dat de diensten die werkelijk smart zijn het stadium van de pilot ontstijgen en een grootschaligere toepassing krijgen? De (lokale) overheid dient een belangrijke rol in dit proces te spelen, maar welke precies? Twaalf experts bogen zich over het onderwerp en signaleren een aantal trends en ontwikkelingen

Het eerste onderwerp bij de expertmeeting is de betekenisvolle inzet van connectiviteit. In essentie gaat het om de vraag: waartoe doen we het eigenlijk? Of, zoals Yuri van Geest (Singularity University) het formuleert: ‘De connected society is een middel, het is niet het doel. We moeten ons afvragen: waar moeten we het eigenlijk voor hebben?’ Voor Wim de Ridder (TU Twente) bestaat het ‘waartoe’ van de connected society uit mogelijkheden om nieuwe welvaart te creëren, bijvoorbeeld door verbeteringen in de gezondheidszorg of in de veiligheidssector. Steven Luitjens (Logius) heeft vergelijkbare drijfveren. Ict is van belang voor het minimaliseren van transactiekosten en voor het stimuleren van duurzaamheid. ‘Ict is een uitstekend middel om groene processen in de samenleving te introduceren. Bedenk eens hoeveel vrachtwagens vol papier het invoeren van de digitale belastingaangifte heeft gescheeld.’ Mooi, maar het kan nog veel beter, reageert De Ridder. ‘De energiemarkt in het buitenland is al compleet veranderd door de markten van fossiele en groene energie aan elkaar te koppelen. Dat weigeren we in Nederland nog steeds, maar als dat wel gebeurt bespaar je veel meer dan het papier van de Belastingdienst.’

Verantwoordelijkheid
Willem Beelen (Atos) vindt dat niet alleen de overheid, maar ook de ict-wereld een verantwoordelijkheid heeft als het gaat om het ontwikkelen van slimme modellen om bijvoorbeeld transactiekosten te verlagen. In de praktijk komt het daar pas van als de bedrijven in de sector er zelf baat bij hebben. Hij noemt Frankrijk als voorbeeld, waar de hele infrastructuur voor het heffen en innen van verkeersboetes aan de private sector is uitbesteed, in dit geval aan Atos. Dat betekende dat het wel slimmer georganiseerd moest worden.
Marieke Dekker (Liberty Global) voorziet dat de connected society veel kan betekenen op het gebied van zorg en retail voor ouderen die nog thuis wonen. Overheid en bedrijfsleven – waaronder zeker ook het MKB – zijn nodig om hier invulling aan te geven. Dat moet gezamenlijk gebeuren, anders gaat iedereen vanuit zijn eigen terrein aparte dingen ontwikkelen. De overheid moet vooral faciliteren door doelstellingen te formuleren en door belemmeringen in wet- en regelgeving weg te nemen.
Van Geest gaat nog een stap verder. Hij vindt dat bedrijven en overheden zich moeten ontwikkelen tot platformorganisaties die gelegenheid bieden aan startups om zaken te ontwikkelen die bijdragen aan de doelstellingen van de organisatie. ‘Top-down initiatieven voor smart cities hebben over het algemeen niet zoveel opgeleverd, startups die bottom-up met elkaar samenwerken zijn veel effectiever.’

Infradiscussie
In Nederland is de fixatie op de digitale infrastructuur heel groot, terwijl we al heel lang een goede infrastructuur hebben, signaleert Luitjens. ‘Er is nu een totale wanverhouding in de hoeveelheid vergadertijd over infrastructuur in vergelijking met de tijd die wordt besteed aan innovatieve diensten. Ik zou daar graag een betere balans tussen zien.’
Ook Henri Rauch (VNG) heeft bezwaren tegen de nadruk op de infrastructuur. ‘We hebben nu als overheid het idee dat er eerst een blauwdruk moet zijn voordat we kunnen beginnen, terwijl allerlei initiatieven in de markt gewoon beginnen met wat er al is.’ De overheid moet ook proberen veel meer met elkaar te ‘connecten’ door gebruik te maken van wat er al is. Rauch ziet dat er heel veel mensen connected zijn, maar dat er tegelijkertijd te weinig connected bestuurders en diensten zijn en te weinig connectedness tussen de maatschappij en het openbaar bestuur.
De overheid moet randvoorwaarden schetsen en zorgen dat de drie grote thema’s leefbaarheid, veiligheid en bereikbaarheid aan bod komen, vindt Beelen. Dat is ook wat er al gebeurt, reageert Hans van der Stelt (Bureau Digicommissaris). De overheid zorgt voor de digitale infrastructuur, die bedrijven vervolgens kunnen gebruiken voor bijvoorbeeld het ontwikkelen van apps.

Dieper niveau
Voordat de discussie ook hier dreigt te blijven steken in de infrastructuur vraagt Ger Baron (gemeente Amsterdam) aandacht voor een dieper niveau. ‘Is er niet een fundamentelere discussie nodig over de positie van de overheid? Wat verwachten mensen nog van de overheid? Digitaliseren komt nu in de meeste gevallen neer op het moderniseren van oude, niet datagedreven instituties, terwijl we eigenlijk moeten nadenken over wat de overheid in de toekomst moet zijn. Dat kan heel iets anders zijn dan nu, net zoals Booking.com niet een gedigitaliseerd reisbureau is.’
Dat ‘heel iets anders’ ontstaat ook wel, er zijn talloze bottom-up-initiatieven, maar het probleem is dat de overheid nu niet goed met dergelijke veranderingen weet om te gaan. Pilots komen daardoor vaak niet tot wasdom en sterven in schoonheid. ‘Het allerergste bij de overheid is een succesvolle pilot, want dan moet je er iets mee doen,’ merkt Baron daarover op.
Beelen ziet wel mogelijkheden om te bereiken dat pilots tot wasdom komen: ‘De goede dingen die we hebben moeten we opkloppen, we moeten reuring maken zoals dat gebeurt rond het project CityPulse om het uitgaansleven in Eindhoven veiliger te maken (door het gebruiken en analyseren van grote hoeveelheden data uit verschillende bronnen; begin september won het project de Digital Impact Award – red.). Naarmate er meer succesvolle voorbeelden zijn, ontstaat er ook een digitale infrastructuur voor.’
Het is belangrijk dat bestuurders gaan beseffen dat ze op heel veel data zitten waarmee ze beter beleid kunnen maken, ziet ook Rauch. ‘Maar dat lukt alleen als de bestuurders erin geïnteresseerd raken. Ze worden niet enthousiast van technologie, dat worden ze pas als ze horen wat ze met die technologie kunnen bereiken. We moeten daarom de successen beter uitdragen, zoals afgelopen zomer het ‘managen’ van de bezoekers bij de Tour de France in Utrecht. Dat is goed gelukt dankzij de beschikbaarheid van heel veel data, ook uit het buitenland.’

Vergelijken
Overheden zouden hun prestaties met elkaar moeten kunnen vergelijken, vindt Hans Söhngen (KPN). ‘In het bedrijfsleven is door het vergelijken van cijfers over de hele wereld goed te zien hoe een bepaald bedrijf presteert. Dat kan ook bij overheden worden gedaan, zodat ze zichzelf kunnen verbeteren.’
Het zou in het algemeen helpen als er iets meer bèta-denken in het openbaar bestuur aanwezig zou zijn, verwacht Baron. ‘Bestuurders zijn over het algemeen jurist, historicus of econoom, terwijl er liever wat meer engineers zouden moeten zijn. Bovendien is er het probleem dat er in de gemeentelijke wereld geen kennisdeelsysteem bestaat; mensen gaan niet proactief bellen met een andere gemeente om te vragen hoe ze een bepaald probleem daar aanpakken.’
Van der Stelt herkent dat beeld. ‘Infrastructuur staat niet hoog op de agenda van bestuurders. Het is techniek, iets voor de afdeling bedrijfsvoering. Pas bij een crisis is er ineens wel interesse. Bovendien gaat het ook dan veelal over de instrumenten, terwijl het juist moet gaan over de vraag wat je ermee wilt bereiken.’ Dat moet trouwens niet alleen op gemeentelijk niveau. ‘Omdat digitale voorzieningen niet meer weg te denken zijn uit het economisch leven moet je daar ook als kabinet over nadenken. Er is een politiek debat over verdergaande digitalisering nodig; nu wordt er al snelalle gesproken over bedreigingen of als er iets mis is gegaan – zie het rapport van de commissie-Elias – en niet in kansen.’

Opschaling
Startups en pilots zijn mooi en noodzakelijk, maar hoe zorg je dat er vervolgens opschaling en versnelling ontstaat? Hoe ga je, ook in het openbaar bestuur, van idee naar opschaling?
Blijf niet eindeloos plannen maken, is het recept van Dekker. De overheid, maar ook grote bedrijven blijven vaak in die fase steken. Haar advies: ‘Je moet juist gaan experimenteren en vervolgens wat succesvol is snel opschalen. Ideeën moeten van kleintjes komen, maar ze moeten gebruik kunnen maken van de kracht van de groten.’
Grote bedrijven en ook overheden – burgemeesters vooral – beginnen dit ook wel in te zien, merkt De Ridder. Vroeger bleven experimenten ergens op de werkvloer ‘hangen’, maar tegenwoordig dringen ze ook door tot de Raad van Bestuur, wat de kans op opschaling aanzienlijk vergroot. Opschaling op gemeentelijk niveau is vooral te bereiken door samenwerkingsverbanden aan te gaan; zo groot zijn de meeste gemeenten immers nog steeds niet. ‘Gemeenten hebben een gemeenschappelijke missie, dat betekent dat ze door samen te werken veel meer impact en draagvlak kunnen hebben,’ voorziet Beelen.
Dat is een mooi streven, maar de praktijk is vaak harder dan de leer, weet Rauch vanuit zijn VNG-achtergrond. ‘Gemeenten zijn entiteiten die moeilijk met elkaar samenwerken. Het zijn daardoor ook moeilijke klanten voor de softwarewereld, elke gemeente heeft zijn eigen ideeën en wil een andere oplossing, waardoor met elke gemeente andere afspraken, vaak ook tegen andere prijzen moeten worden gemaakt. Er is geen grootschalige markt, geen verspreiding van kennis, want ook leveranciers handhaven die gesloten verhouding. Die belemmeringen moeten weg, gemeenten en leveranciers moeten leren denken in grootschalige oplossingen.’
De kans op succesvolle pilots is het grootst als je ze uitvoert ‘aan de randen van de organisatie’, heeft Van Geest in de loop der jaren geleerd. ‘Pilots in het hart van een organisatie mislukken meestal. Kleinschalige pilots, uitgevoerd door een mix van jong en oud, intern en extern, met weinig budget die ook nog eens met elkaar concurreren hebben het meeste kans om te slagen. Bottom-up dus, zoals het in de internetwereld al jaren gaat.’

Urgentie
Luitjens keert terug naar het begin van de discussie, het ‘waartoe’. Wat hem betreft komt dat bij alle ontwikkelingen op ict-gebied nog steeds onvoldoende uit de verf. ‘Kennelijk kunnen we het geknoei met elkaar volhouden en geld blijven uitgeven omdat er nog steeds onvoldoende sense of urgency is.’
Bert Mulder (Esociety) waarschuwt dat dat besef er nu echt wel snel dient te komen, omdat die urgentie er wel degelijk is door de demografische ontwikkeling die op ons afkomt. ‘Over vijftien jaar staat de helft van de gemeentehuizen leeg, de helft van de scholen, de ziekenhuizen, enzovoort. We lopen tegen een scala van problemen aan en dat betekent dat we veel domeinen van het leven de komende vijftien jaar fundamenteel anders moeten gaan inrichten. Dat is geen filosofisch, maar een heel praktisch probleem. En ondertussen lopen we nu achter details aan, het gaat vooral over dingetjes en incidenten.’
Luitjens is minder somber over die ontwikkeling door wat hij situational awareness noemt. Als de situatie daarom vraagt, kan het soms ineens wel heel snel gaan met het opschalen. Hij noemt als voorbeeld van zo’n geslaagde snelle opschaling de DigiD, die door de digitale belastingaangifte in korte tijd twaalf miljoen gebruikers heeft gekregen. Ook Rauch ziet de wal het schip keren: soms wordt het zo bont dat er voor samenwerking en een standaard wordt gekozen. Mulder is er niet van onder de indruk. ‘Dat is geen visie op de toekomst en op opschaling in het algemeen. Als het gaat om de herziening van de gezondheidszorg is er geen tijd meer voor experimenten en startups. We praten veel, maar we moeten nu onder de motorkap dingen gaan doen, de impasse doorbreken, een visie ontwikkelen en gaan standaardiseren.’
De vraag is welke partij dit moet gaan doen. Mulder: ‘Dit is echt een grand challenge, we weten niet hoe we verder moeten, en dat terwijl Nederland samen met Zuid-Korea voorop loopt in de informatiesamenleving.’ De overheid lijkt niet in staat te zijn deze challenge op te pakken. De marktsector kan het wel en doet het ook, ziet De Ridder. ‘Inefficiency van de markt heeft producten als Airbnb en Uber opgeleverd. Ook als de overheid helemaal niets doet, zal de markt dat doen, bijvoorbeeld met ontwikkelingen in de gezondheidszorg. Het gebeurt hoe dan ook, maar de overheid kan de gang van zaken makkelijker en goedkoper maken door de zaak open te gooien. De connected city is er al, zonder dat de overheid dat heeft geregeld.’

Systeemfout
Ook Mulder ziet dat de overheid steeds minder goed in staat is om vorm te geven aan verandering. ‘De vierjaarsagenda van een kabinetsperiode is een soort systeemfout die langer lopende processen in de weg staat.’ Desondanks rust er een belangrijke taak op de schouders van diezelfde overheid, want wie gaat zorgen voor de informatievoorziening die het de burger mogelijk maakt om zelf te zorgen voor zijn veiligheid, zorg, enzovoort, zoals we dat in participatiesamenleving moeten gaan doen? Mark Dek (Ordina) wijst in het verlengde hiervan op het belang van inclusiviteit: ‘Mensen die moeilijk meekunnen mogen niet buiten de boot vallen. Richt je op deze groep bij het vastleggen van standaarden en niet op de 80 procent die wel meekomt.’
De vraag blijft uiteindelijk wie ervoor gaat zorgen dat de vele ontwikkelingen die er zijn – overal worden ideeën ontwikkeld, apps gemaakt, pilots gelanceerd – worden gekanaliseerd, gestructureerd en op een hoger, grootschaliger niveau worden uitgerold. De digitale agenda zou een topprioriteit bij het komende Nederlandse EU-voorzitterschap moeten zijn; een onderwerp als de zelfrijdende auto is bij uitstek iets wat in Europees verband geregeld moet worden.
De urgentie bij de verdere digitalisering is groot, het is niet een kwestie van overheid of industrie, van experimenten of opschalen, maar van en-en, van alles tegelijk. Welke partij wat doet is eigenlijk van secundair belang. Van der Stelt: ‘De connected society ontwikkelt zich wel, ongeacht wat de overheid doet.’

Naschrift:
Jan van Ginkel (gemeentesecretaris van Zaanstad en lid van de Commissie Digitalisering en Informatiebeleid van de VNG) reageert op enkele punten uit het gesprek. ‘Bij de invulling van het begrip connectiviteit moeten we niet teveel blijven stilstaan bij de technische kant. Connectiviteit betekent voor mij vooral het versterken van de kracht van de lokale gemeenschap, mensen met elkaar verbinden, bijvoorbeeld door ze zelf in hun wijk de luchtkwaliteit te laten meten. Dat verbindt de gemeenschap, de techniek is slechts hulpmiddel.’
Van Ginkel ziet het probleem van opschaling en versnelling als een soort treintje. Het eerste wagonnetje zijn de experimenten, het tweede een beperkte opschaling, het derde het bepalen van standaarden en het vierde de uitrol. ‘Verdergaande standaardisatie is absoluut noodzakelijk. Er zijn nu 393 gemeenten, dat zijn allemaal eilanden met een eigen infrastructuur. Het besef is er inmiddels dat dit zo niet langer kan, er is bestuurlijk draagvlak voor om dat te veranderen. Burgemeesters zien bijvoorbeeld dat de technologie bijdraagt aan het verbeteren van de veiligheid. Dat bestuurlijk momentum moeten we gebruiken voor het uitrollen van systemen.’

De deelnemers aan de expertmeeting
– Ger Baron, Chief Technology Officer gemeente Amsterdam
– Willem Beelen, Atos, market sales director Public Sector & Healthcare
– Mark Dek, strategisch adviseur Clockwork, Digital Engagement bureau van Ordina
– Marieke Dekker, Vice President Regulatory en Public Policy Liberty Global
– Yuri van Geest, Singularity University en specialist op het gebied van exponentiële organisaties
– Bert Mulder, directeur Esociety Instituut
– Steven Luitjens, ministerie van Binnenlandse Zaken, directeur Digitalisering en Informatievoorziening
– Henri Rauch, strategisch adviseur VNG
– Wim de Ridder, hoogleraar Toekomstverkenning en Toekomstonderzoek aan de Universiteit Twente
– Hans Söhngen, vice-president KPN Public Sector
– Hans van der Stelt, directeur Bureau Digicommissaris 

Gespreksleider was Aik van Eemeren, secretaris-directeur bij de Vereniging voor OverheidsManagement.

Delen

Reageer

*

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *