Topambtenaren liggen steeds vaker onder vuur. Caspar van den Berg (hoogleraar Bestuurskunde aan de RUG) en Myrte Ferwerda (directeur-bestuurder van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur) stellen daarom in de Volkskrant dat de rol van de topambtenaar opnieuw bezien moet worden.
Twee vragen zijn momenteel leidend in de discussie over topambtenaren. De eerste luidt waarom falende topambtenaren bij vertrek meteen weer een andere toppositie aangeboden krijgen. De tweede is of de toegenomen roulatie van topambtenaren tot meer bestuurlijke misstanden leidt. Van den Berg en Ferwerda benoemen enkele zaken die in de discussie over topambtenaren naar hun inzien onvoldoende belicht worden.
In de eerste plaats zetten topambtenaren niet de koers van hun organisatie uit: ze zijn adviseurs en uitvoerders van de politieke agenda. Ten tweede moeten ambtenaren werken met de, al dan niet toereikende, middelen die de politiek beschikbaar stelt. Bovendien moeten ambtenaren altijd handelen binnen de kaders van de wet en de algemene beginselen van goed bestuur. Die optelsom van begrenzingen maakt de bewegingsvrijheid en de weerbaarheid van topambtenaren aanzienlijk kleiner dan die van topmanagers in de private sector.
Het gesprek moet worden aangegaan, in het parlement en daarbuiten, over de diverse rollen in de democratische rechtsorde, stellen Van den Berg en Ferwerda. Iedere partij moet er opnieuw zijn of haar rol bezien, alsmede het belang van die rol voor de checks-and-balances tussen de staatsmachten. Bovendien moet de maximale zittingsduur van zeven jaar worden herijkt.