Tekst Gert Riphagen
Tot zover was het een gezellig functioneringsgesprek. Dat kon ook haast niet anders; ik ben met postpensioen en heb het grootste deel van m’n werkzame leven inmiddels wel achter de rug. Maar dan werpt mijn leidinggevende ineens een intrigerende vraag op: ‘Wat we allemaal niet doen met onze taalaanpak, denk je dat er daarmee echt iets verandert?’
Die vraag echode nog enige tijd na in mijn hoofd. Natuurlijk heeft het ondersteunen van ambtenaren in goed schrijven nut, was mijn eerste reflex. Aandacht voor begrijpelijk schrijven en taalondersteuning horen bij een goede kantoorhygiëne. Maar iets nuttigs doen wil nog niet zeggen dat het in the end ook resultaat heeft. De tuin snoeien is nuttig, maar doe je dat onoordeelkundig, dan kan het op een ramp uitlopen.
Het deed me denken aan een column van de hogepriesteres van het kantoorleven Japke-d. Bouma over het grote aantal spelfouten in ons taalgebruik. Onder de kop Ja. De Nederlandse taal verloedert. Nou en?’ schreef ze dat het zinloos is om je er nog druk over te maken. ‘Correcte, foutloze taal boeit echt helemaal niemand meer. Ja, een klein clubje taalpuristen sputtert nog wat tegen.’ Bereid je volgens haar maar voor op de taalfouten die we zullen moeten accepteren de komende jaren, zoals: jou fiets, jou vader, doe is normaal, die meisje en die leven. En hoofdletters en komma’s, vergeet ze. Natuurlijk spat de ironie ervan af bij Japke, maar niet zonder een kern van waarheid.
Niet zinvol
Hoe liggen de kansen voor acties om Haagse ambtenaren leesbaarder te laten schrijven? Vijf redenen waarom een taalaanpak bij departementen niet zinvol is:
- Gewoonte. Ambtenaren zijn gewend te schrijven zoals ze schrijven en dat verandert niet makkelijk. Nieuwe collega’s moeten zich maar aanpassen aan de gevestigde orde in plaats van andersom.
- Vaagheid als functie. Duidelijkheid is in de politiek niet altijd wenselijk, vooral bij onplezierige boodschappen. Ombuigen klinkt vriendelijker dan bezuinigen. Over krimp van de veestapel schrijven we liever niet. Nee, dan blijven we liever vaag.
- Niet meten=niet weten. We vinden onze ambtelijke teksten zelf vaak best goed leesbaar. Bij kritiek is niet zelden de reflex: dan moeten ze maar beter lezen. Onderzoeken naar leesbaarheid vinden niet systematisch plaats.
- Teruglopende leesprestaties. De leesvaardigheid van de Nederlandse 15-jarigen gaat in een internationale vergelijking al jaren achteruit. Een derde van deze jongeren loopt volgens de Stichting Lezen het risico het onderwijs laaggeletterd te verlaten. Zij betreden straks taalgehandicapt de arbeidsmarkt.
- Voorzegtechnologie. De onstuitbare opmars van digitale taalhulpen als ChatGPT maakt ons steeds afhankelijker van deze voorzegtechnologie. Ze verbeteren uiteindelijk misschien wel de leesbaarheid van teksten, maar ze laten schrijvers ook verweesd achter.
*Dit is het eerste deel van een artikel uit PD 55: Publieke Professional
Lees hier verder