Efficiënt bestuur in gevaar

De verhouding tussen topambtenaar en volksvertegenwoordigers is ingewikkeld. Dat heeft niet met macht te maken, maar met onbekend dat onbemind maakt. Als ambtelijke leider van een ministerie vervul je een rol met bijbehorend script. Omdat je de minister dient, is je vrijheid om naar Kamerleden te stappen beperkt. In Haagse kringen wordt dan steevast gerefereerd aan de ‘Oekaze Kok’ – vernoemd naar de toenmalige minister-president die de ‘afspraak’ invoerde – die directe contacten tussen ambtenaren en Kamerleden anders dan na expliciete instemming van de bewindspersoon in de ban deed.

Er is daarom weinig directe interactie tussen volksvertegenwoordigers en ambtelijke leiders. Een technische briefing van een Kamercommissie door een topambtenaar is al een rariteit. Zelfs als Kamerleden opheldering willen over een specifieke casus kunnen ze niet even informeel de desbetreffende topambtenaar – laat staan de dossierhoudende ambtenaar – aanschieten. Vanuit het departement gezien is de Tweede Kamer een soort uitwedstrijd waar men bewindspersonen voor traint en tot in de details op voorbereidt en achteraf opvangt wanneer ze, murw van het beantwoorden van vragen, terugkomen op het departement. Een onvermijdelijk ritueel dat ‘gemanaged’ wordt en enigszins meewarig wordt bekeken. Men ziet 150 druktemakers die zich zelden op de echt belangrijke zaken richten. Niet echt het epicentrum van de ambtelijke organisatie.

Zo hoorde ik laatst een SG in een zaal vol ambtenaren praten over de rol van de Kamer in relatie tot het departement. Op diens omzichtig geformuleerde suggestie dat de Kamer misschien ‘te veel focus op incidenten’ zou kunnen hebben, steeg er een veelbetekenend hoongelach op vanuit de zaal. Geen onvertogen woord kwam er uit zijn mond, maar ‘onder elkaar’ was de ironie van zijn opmerking koren op hun molen.

In gemeenteland – de scheiding is daar minder categorisch – is de ambtelijke beleving van de gemeenteraad niet veel anders. Zo legde een gemeentesecretaris mij uit dat hij altijd meer aandacht geeft aan formuleringen in brieven die naar de raad gaan, dan aan brieven die naar B&W gaan, want: ‘De raadsbrieven worden gelezen door 39 amateurs, de andere stukken door zes professionals’.

De wrijving in deze variant van de politiek-ambtelijke verhoudingen gaat niet over de macht. Er is geen discussie over wie het primaat heeft, wie mag beslissen, en of democratische controle op de uitvoerende macht wel nodig is. Het gaat eerder om onbegrip en vooroordelen over elkaars drijfveren en bekwaamheden. Of preciezer: om een botsing van verschillende rollen met bijbehorende scripts (volksvertegenwoordiger of ambtenaar), podia (debat of departement) en prikkels (electoraat of professionaliteit).

Vanuit het onderzoek is er alle reden om aan te nemen dat de stereotypen wederzijds zijn. Kamerleden zullen ook hun opvattingen hebben over topambtenaren en hun doen en laten. Het uiteengroeien van deze twee werelden is te begrijpen, maar vooral jammer, want effectief en gedragen bestuur staat op het spel.

Delen

Reageer

*

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *