Bestuurlijk ongemak met moderne ambtenaren

De kritiek op ambtenaren lijkt van alle tijden. In de afgelopen 40 jaar moest er nogal wat veranderen aan onze civil servants. Een snelle en niet eens allesomvattende blik, leert ons dat ze moesten leren van het bedrijfsleven door te werken met de principes van het New Public Management, zichzelf interactieve beleidsvoering eigen moesten maken, van ambtenaar 2.0 zelfs ambtenaar 3.0 moesten worden, zelfsturend moesten kunnen werken, opgavegericht de issues in én met de maatschappij kunnen oplossen, en nu fysiek en maatschappelijk duurzaam moeten worden.
En ondanks alle (voorspelbare?) kritiek die je als ambtenaar krijgt als je op het gemiddelde verjaardagsfeest of de jaarlijkse buurtbarbecue bent, lukt het toch aardig om als beroepsgroep mee te bewegen. En ja, dat gaat soms van auw. Want het is echt niet altijd gemakkelijk om in een ‘bedrijf’ met zo’n uitgebreid dienstenpalet en in zo’n glazen huis de gewenste verandering snel en succesvol door te voeren.
Maar steeds vaker wordt een ander onderdeel van de ‘uitdagingen’ van de overheid duidelijk. De wijze waarop het bestuur om kan gaan met deze veranderingen. Want een steeds terugkerende trend is dat van ambtenaren en publieke organisaties in toenemende mate wordt verwacht dat ze transparant en interactief werken. Niet boven de partijen staan, maar één van de partijen zijn. En komen tot oplossingen die door alle betrokkenen gedragen of op zijn minst begrepen worden.
En dat lukt ook steeds meer ambtenaren. Die staan met één, anderhalf of bijna twee benen buiten. Die komen tot gedragen besluiten. Werkbare compromissen. Maar dan doemt voor veel bestuurders een wel heel existentiële vraag op: waartoe ben ik dan nog op aarde?
Als ambtenaren hun voelsprieten goed hebben uitstaan in de dagelijkse praktijk, dan is de signalerende en initiërende rol van politici en bestuurders niet meer zo vanzelfsprekend. En soms zelfs behoorlijk mosterd na de maaltijd.
De kaderstellende en faciliterende taak moet kritisch bekeken worden als de stelling is dat overheden niet meer boven de partijen staan, maar één van de partijen is. Het is nogal verwarrend en aanmatigend als je dan toch meent dat je wel de kaders kunt en mag stellen in zo’n gelijkwaardige relatie.
En ook de controlerende taak wordt uitgehold. Natuurlijk is het goed om na te gaan of ambtenaren zich aan de spelregels van interactie hebben gehouden, maar laten we eerlijk zijn; dat is niet waarvoor bevlogen mensen zitting nemen in een gemeenteraad of een college.
Een succesvolle, interactieve, opgavegerichte en transparante overheid maakt het op deze manier haar hoogste vertegenwoordigers niet gemakkelijk. Misschien goed om daarin een nieuwe zoektocht te starten. En mocht er dan van de ambtenaren weer iets anders worden verwacht? Die komen er wel. Ook al gaat dat soms van auw.

Delen

Reageer

*

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

  1. Eens met je observaties. Het is natuurlijk ook aan ambtenaren om oog te hebben voor de politieke en bestuurlijke wensen en gevoeligheden. Maar de spanning neemt toe. De “frontlijn”, de gebiedsnetwerkers, sociale wijkteams, wijkagenten, corporatiemedewerkers, kunnen hun werk niet doen als zij steeds eerst terug moeten naar college of raad. Dat duurt te lang, levert onvoldoende slagkracht op. College- en raadsleden moeten daar aan wennen. Te veel zie je nu dat raadsleden zowel klagen dat ze niet of te laat betrokken zijn (waar gaan wij dan nog over ?) en als ze betrokken worden, mopperen dat de bewoners, belanghebbenden niet goed zijn betrokken of geïnformeerd. Dat gaat niet samen. Mooie taak voor de griffies: goed informeren, uitleggen en helpen om hier mee om te gaan!