Jantine Kriens: Deense inspiratie

Twee maanden geleden bracht ik met de staatssecretarissen Van Rijn en Teeven en kinderombudsman Dullaert een flitsbezoek aan Denemarken om met eigen ogen te zien hoe de Denen de decentralisaties in het sociaal domein hebben aangepakt. Om te zien of we daarvan kunnen leren, want Nederlanders en Denen hebben wel wat met elkaar. Dat merk je al als je als VNG’er het gebouw van de KL – de Deense evenknie van de VNG – binnenkomt. Dat voelt vertrouwd en herkenbaar. Niet zo gek overigens, want de VNG heeft zich bij de verbouwing van de Willemshof laten inspireren door het KL-gebouw. Kan de Deense aanpak van de decentralisaties ons net zo inspireren als dit gebouw heeft gedaan?

We hebben wat met elkaar en toch valt me al snel op hoe anders de decentralisaties in Denemarken zijn verlopen. Het startpunt in Nederland was een decentralisatie van taken door vakdepartementen, terwijl de Denen zijn begonnen vanuit een bestuurlijke herordening. Daarbij is een radicale keuze gemaakt om het sociaal domein en de bijbehorende budgetten bij het lokaal bestuur te beleggen en te snijden in de tussenlaag. Gemeenten moesten een bepaalde omvang hebben om de nieuwe taken te krijgen en kregen een jaar de tijd om samenwerkingspartners te vinden. Er werd bij deze bestuurlijke herordening niet bezuinigd en de decentralisaties hadden ook niet meteen inhoudelijke veranderingen tot gevolg. Pas na de decentralisatie ging men aan de slag met die ­ontwikkeling. Dat gebeurde vooral van onderop, vanuit de gemeenten.

In Nederland zijn de decentralisaties veel te weinig een bestuurlijke discussie geweest. Daarmee bedoel ik nadrukkelijk niet dat we het over schaalgrootte moeten hebben. Het gaat mij om de principiële vragen over de taakverdeling en de onderlinge verhoudingen tussen de verschillende overheidslagen, om de rationale die eronder ligt. In de laatste fase van de transitie waar we nu in zitten, ervaart de VNG voortdurend het ontbreken van die rationale. Gemeenten dreigen daardoor uitvoeringsinstanties te worden, terwijl we medeoverheden zijn. Het ministerie van BZK zou de interbestuurlijke v­erhoudingen moeten bewaken, maar is al lang niet meer het moederdepartement dat de doorzettingsmacht heeft om dat te doen.

Naast de fundamentele blik op de bestuurlijke ordening zag ik nog een verschil tussen Denemarken en Nederland. In Denemarken valt ook onderwijs namelijk onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. Jeugdbeleid begint daar op school. Dat vraagt om een stevige basis met goede leerkrachten. Van daaruit gaat het vervolgens over de inzet van aanvullende expertise voor de 20 procent van de kinderen die meer ondersteuning nodig heeft dan de school kan bieden. Die inhoudelijke benadering staat in schril contrast met de ­organisatiemodellen en processen waar het bij ons nu vaak over gaat. Ons versnipperde veld maakt dat in deze fase noodzakelijk, maar ik wil na 1 januari weer meer aandacht vragen voor de inhoudelijke kant.

Al met al zijn de verschillen ­tussen ­Nederland en ­Denemarken groter dan de overeenkomsten, hoe zeer de kantoren van de VNG en de KL van ­binnen ook op elkaar lijken. Maar juist die ­verschillen kunnen ons ­opnieuw inspireren om in het sociaal domein iets moois te bouwen.

Delen

Reageer

*

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *