Perpetuum experimentum

Ik denk dat er maar weinig lezers van deze column zijn, die niet ergens in hun nabije omgeving te maken hebben met een pilot, een proeftuin, een living lab of een experiment. Soms denk ik wel eens: het hele openbaar bestuur hangt ervan aan elkaar. Of het nu gaat om ingewikkelde uitvoeringsvraagstukken in het sociaal domein, om de invoering van de Omgevingswet of om het realiseren van aardgasvrije wijken, pilots en proeftuinen zijn overal. Als de ene ronde stopt, is de volgende ronde alweer gestart. En tegelijkertijd is ook allerwege de verzuchting: hoe leren we van al deze pilots?

Nu zijn heel veel pilots natuurlijk helemaal niet bedoeld om op te schalen. Ze zijn er alleen om iets eenmalig mogelijk te maken maar de achterliggende gedachte is vooral: dit is eens, maar nooit weer! Een pilot als bypass, om daarna van het gezeur af te zijn. Of om wat extra handelingsruimte te kunnen organiseren.

Andere pilots zijn zodanig knullig geselecteerd, dat het niet verwonderlijk is dat opschaling ingewikkeld is. Er is een subsidieprogramma, er lopen wat initiatieven die wel lijken te passen en op zoek zijn naar geld. Het een krijgt lucht van het ander en ziedaar: er is weer een pilot. Of: er is behoefte aan pilots, ze mogen niet mislukken en er is haast bij. Men kijkt rond waar bij aangehaakt kan worden, en voilà: de pilots kunnen starten. Nee, in dat geval zou doorwerking een klein wonder zijn.

Maar bij die pilots die wél zijn gestart met de ambitie om van te leren en wél zorgvuldig zijn geselecteerd, gaat het ook niet zelden mis. De pilot zelf is vaak nog wel succesvol en leidt tot mooie resultaten. Maar de opschaling of doorwerking is vaak uiterst ingewikkeld. Het paradoxale is dat de condities die de pilot als zodanig succesvol maken, ook vaak de bredere doorwerking hinderen. Aan een pilot werken vaak mensen mee die het leuk vinden om iets nieuws te bedenken. Ze doen dat met wat extra middelen en ruimte, want het is immers een pilot. Ze doen dat op enige afstand van de thuisorganisatie, want anders is er te weinig experimenteerruimte. En ze krijgen wat extra steun en (positieve) aandacht van buiten. Dat wil wel!

Maar laat dat nu ook precies de opschaling frustreren. Want als de pilot eindigt, vallen al die zaken weg. En ligt er niet zelden iets op de plank waar de wat meer behoedzame collega’s die achter waren gebleven toen de pilot liep, weinig heil in zien. Waar ze weinig mee kunnen omdat zij de extra ruimte niet krijgen als de pilot voorbij is. Omdat zij zich wél moeten bewegen binnen de smalle marges van de eigen organisatie en niet de expliciete steun en positieve aandacht ervaren.

Pilots zijn heus waardevol. Maar als er niet wordt nagedacht over deze “pilot paradox” , blijven we voorthobbelen van de ene naar de andere pilot. En is de overheid straks een perpetuum experimentum. Wat misschien niet eens zo gek zou zijn…

Deze column verscheen eerder in Publiek Denken 19; Dienstverlening. Voortaan als eerste op de hoogte van recente ontwikkelingen en achtergronden? Neem een gratis abonnement op magazine Publiek Denken.

Delen

Reageer

*

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *