Deze zomer is op ministeries hard gewerkt om het hoofdlijnenakkoord van het kabinet-Schoof verder uit te werken in een regeerprogramma. Daarin is ook het beleid van het kabinet ten aanzien van de Europese Unie (EU) aan de orde gekomen. Het hoofdlijnenakkoord bevat een aantal concrete wensen op dit vlak: een Nederlandse opt-out uit het Europese asiel- en migratiebeleid en een uitzondering op de Europese regels rond stikstofuitstoot. Over de vraag wat de EU wel moet doen, is het akkoord een stuk vager.
In de reacties op de EU-gerelateerde punten in het hoofdlijnenakkoord ging het er vooral over of de gewenste uitzonderingen wel haalbaar zijn. De conclusie in een notendop: uitzonderingen krijgen op bestaande regels wordt lastig. Als er onderhandeld moet worden over nieuwe regels of verdragswijzigingen liggen er meer mogelijkheden. Deze discussie gaat echter voorbij aan een veel wezenlijkere vraag: wat wil het kabinet op deze (en andere) onderwerpen voor de EU als geheel? Wat zou de EU moeten doen en hoe wil het kabinet dit bereiken? Kortom: wat is de Europese visie van het kabinet? Een Europese visie klinkt als iets voor eurofielen aan de linkerkant van het politieke spectrum, maar dat is het niet. Een Europese visie kan er ook uit bestaan dat de EU bepaalde dingen niet (meer) moet doen. Of dat de EU, om maar wat te noemen, een streng migratiebeleid moet voeren. Het verschil met de roep om opt-outs en andere uitzonderingen, is dat een Europese visie niet alleen kijkt naar de positie van Nederland in de EU, maar naar wat de EU als geheel zou moeten doen. Zo’n visie kan links of rechts zijn en gericht zijn op een actieve of juist een terughoudende EU, maar zij kijkt verder dan alleen het lijntje tussen Brussel en Den Haag.
Ook voor een kabinet dat Nederland voorop wil stellen is zo’n visie harde noodzaak. Veel onderwerpen uit het hoofdlijnenakkoord vereisen (ook) een aanpak op Europees niveau. Vraagstukken als asiel en migratie, infrastructuur, de toekomst van de landbouw, energiezekerheid, criminaliteitsbestrijding, de internationale veiligheidssituatie en economische ontwikkeling, om een aantal hoofdpunten uit het hoofdlijnenakkoord te noemen, kunnen niet alleen in Nederland worden opgelost, maar vragen om afstemming op Europees niveau. Dit vereist een blik die verder gaat dan de plek van Nederland in de EU en die kijkt wat de gewenste richting is voor de EU-lidstaten gezamenlijk. Gezien de verwevenheid van Nederland met wat er elders in Europa gebeurt, is dat geen oefening in Europees wensdenken, maar de consequentie van een welbegrepen eigenbelang. In het hoofdlijnenakkoord is het vergeefs zoeken naar een Europese visie op de vraagstukken die het kabinet wil aanpakken. Als het kabinet vooruitgang wil boeken op zijn hoofdpunten, is het te hopen dat die visie er in het regeerprogramma wel komt. Niet alleen voor de EU maar vooral ook voor Nederland zelf.