Technologiedebat als wapen tegen afkeer en onbehagen

De introductie van het supersnelle mobiele netwerk 5G gaat niet zonder slag of stoot. Een deel van de Tweede kamer wil de introductie van het netwerk opschorten totdat mogelijke gezondheidsrisico’s beter onderzocht zijn. Volgens filosoof Ivana Ivkovic is dat paniekvoetbal en een teken van ‘ideologische leegte’. Technologie is steeds meer aanwezig en roept steeds vaker existentiële vragen op. Dat vraagt om een structurele discussie over hoe wij technologische ontwikkeling kunnen sturen, in welke richting en waarom.

De vraag is of 5G überhaupt gezondheidsrisico’s met zich meebrengt? Het mobiele netwerk bestaat immers al jaren? Voor 5G zijn meer masten nodig, en ze werken op een hogere frequentie. Dat betekent meer blootstelling aan ‘golven’, en de hogere frequentie zou mogelijk schadelijk zijn – zo luidt de redenering. Eigenlijk is er geen overtuigend bewijs dat elektromagnetische straling voor mobiele communicatie een gevaar voor volksgezondheid zou opleveren. Toch hebben 180 wetenschappers uit 36 verschillende landen in 2017 een brief naar de Europese Commissie gestuurd, waarin ze wijzen op de samenhang van straling met genetische- en cellenschade, uitmondend in onder andere tumoren, de ziekte van Alzheimer en onvruchtbaarheid bij mannen. Ze eisen een onafhankelijke commissie om de risico’s nader te onderzoeken.

Onwil
Zo’n brief legt meteen gewicht in de schaal, het gaat immers om wetenschappelijke autoriteit. Bij nader inzien valt op deze autoriteit wel wat op af te dingen. De onderzoeken waarin mogelijke gezondheidsrisico’s worden gesignaleerd gaan doorgaans niet direct over mobiele netwerken. Andere wetenschappers hebben verklaard dat ze geen aanleiding zien om aan te nemen dat de straling schadelijk zou zijn. Drie Nederlandse ondertekenaars staan op die lijst. Eén daarvan is de oprichter van de Stichting Elektrohypersensitiviteit. Elektrohypersensitiviteit is een extreem hoge gevoeligheid voor straling uit het elektriciteitsnetwerk en allerlei elektronische apparaten, maar de aanname van zulke gevoeligheid is omstreden in wetenschappelijke kringen.
Een andere ondertekenaar is basis- en ayurvedisch arts. Dit roept vragen op of hun zorgen strikt uit de wetenschap zelf voortkomen, of uit de overtuigingen die zich buiten de gebaande paden van de gevestigde wetenschap strekken. Het wekt de indruk dat de feitelijke basis voor de zorgen nogal smal is, maar dat neemt niet weg dat de publieke perceptie van deze zaak een heel andere is. Zodra de geest uit de fles is, komen de tegenwerpingen in het huidige debatklimaat al gauw in een negatief daglicht te staan. Zo wordt de verklaring van de Wereldgezondheidsorganisatie dat er geen bekende risico’s zijn, online als de zoveelste doofpotaffaire afgeschilderd, of op zijn minst als een blijk van onwil om naar de waarschuwingen te luisteren.

Monsterbezwering
Waarom is de politiek dan bereid om naar de ‘bezorgde burger’ te luisteren Simpelweg vanwege de angst om die burger nog meer van zich te vervreemden? Dat zou een treurigstemmende conclusie zijn. Want angst en bezorgdheid hebben vaak niks te maken met objectief vast te stellen risico’s, zeker als het gaat om introductie van nieuwe technologieën, die vaak extreme publieke reacties kunnen oproepen. Dit is nog het meest duidelijk in het publieke debat over technologieën waarvan we de betekenis en de effecten niet helemaal kunnen overzien, zoals genetische manipulatie of nanotechnologie. Vooral daar dreigt het publieke debat vast te lopen in twee uitersten, in plaats van vele mogelijke invalshoeken te bieden, constateert filosofe Martijntje Smits in haar proefschrift over de ‘culturele domesticatie’ van nieuwe technologie Monsterbezwering. Ongeremd enthousiasme en projectie van onvervulde verlangens staan tegenover net zo intens afgrijzen en onheilsscenario’s. Vaak worden allerlei monsterachtige trekjes aan nieuwe technologie toegedicht. Denk bijvoorbeeld aan genetisch gemanipuleerde gewassen die worden getypeerd als ‘Frankensteinvoedsel’. Dat is meer dan alleen maar beeldspraak, aldus Smits. Het monster als metafoor is juist heel bruikbaar om onze verhouding tot technologie te begrijpen, en de gevoelens die technologie bij ons oproept. Daarnaast bestaan verschillende culturele strategieën om monsters een stuk minder eng te maken, en deze zijn ook op technologie van toepassing.

Bron
Nadenken over deze ‘monsterachtige’ aspecten van technologie biedt een veel breder perspectief dan alleen maar nadenken over mogelijke risico’s. Uit analyse van onze culturele omgang met risico’s blijkt bijvoorbeeld dat wij ons vooral ongerust maken over risico’s die onbekend zijn – die we niet goed kennen en niet kunnen kwantificeren. Om angst weg te nemen hoeft een risico niet eens laag te zijn, als we maar weten hoe groot het precies is. Neem bijvoorbeeld het relatief hoge aantal dodelijke slachtoffers in het verkeer (in 2018 waren het er 678) terwijl hierover geen maatschappelijke onrust heerst. Daarom ligt het voor de hand om van onbekende risico’s bekende risico’s te maken – of, in het geval van 5G, mogelijke gezondheidseffecten nu eens grondig te onderzoeken.
Het probleem is dat deze strategie niet altijd werkt, en de ‘monstertheorie’ helpt ons om in te zien waarom. Monsters zorgen voor een sterk gevoel van ongedefinieerd onbehagen, angst en afkeer, juist omdat ze zich niet zo makkelijk laten grijpen en definiëren. Ze laten zich niet altijd zo makkelijk uitdrijven – en de bovengeschetste strategie is te vergelijken met monsteruitdrijving. Dit is de meest rechtlijnige en dogmatische aanpak, laat Smits in haar boek zien, en lang niet altijd de meest effectieve. Vaak zijn we beter geholpen met wat complexere strategieën, bedoeld om de monsters een beetje te temmen en vriendelijker te maken. Maar om dat te doen moeten we de bron van het onbehagen aanspreken, en niet alleen de symptomen.

Slimmer
Wat zou die bron in het geval van 5G kunnen zijn? Monsterachtige associaties zijn bij zoiets als genetische manipulatie niet lastig te maken, maar is het niet overdreven om iets monsterachtigs te zoeken in mobiele telefonie? En toch, als de ‘zorg om gezondheidsrisico’s’ slechts een top van de ijsberg is, is het voorstelbaar dat onder water allerlei kwesties spelen die in het politieke debat niet worden geadresseerd. Technologie dringt steeds meer ons leven en zelfs onze lichamen in (straling!). Wij zijn via onze apparaten continu ingeplugd in een netwerk, die apparaten worden steeds ‘slimmer’, en zullen ook meer via dat netwerk communiceren. Wij voelen ons hieraan overgeleverd, maar we kunnen niet precies benoemen wat voor een impact dit heeft op ons, of wat dit allemaal voor ons betekent. Al deze dieperliggende vragen worden niet beantwoord door te becijferen hoe een gegeven situatie zich verhoudt tot een verhoogd risico op kanker of andere aandoeningen. Sterker nog, een uitgebreid onderzoek kan ook een averechts effect hebben: de angst wordt wel gelegitimeerd (‘zie je, er moet toch iets aan de hand zijn’), maar als de onderliggende dimensie onbesproken en onveranderd blijft, is dit juist een recept om angst te laten woekeren. Vanuit dit perspectief bezien, neemt de politiek de zorgen van de burger pas echt serieus, wanneer een bredere of diepere discussie over de betekenis van nieuwe technologie voor onze identiteit, onze levens en de samenleving wordt gevoerd. Technologie is niet alleen steeds meer aanwezig, maar vooral steeds intiemer – meer en meer verweven met onszelf, en roept daarom vaker existentiële vragen op. De onrust rond 5G is daar mogelijk maar een klein voorbeeld van, maar wij kunnen ons al lang niet meer veroorloven om politieke discussies over technologie alleen over zulke voorbeelden te laten gaan, of pas wanneer zich mogelijke problemen voordoen. Zulke ‘ideologische leegte’ rond technologische ontwikkelingen is onwenselijk, wij zouden juist meer met elkaar moeten praten over hoe wij deze ontwikkelingen kunnen sturen, in welke richting en waarom.

Delen

Reageer

*

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *