Burgerlijk ongehoorzaam

Toen ik enige tijd geleden voor de Teldersstichting een verhaaltje hield over de Nederlandse overdosis aan regels werd door alle aanwezigen instemmend geknikt. Logisch: liberalen. Vanouds gruwen zij van een bemoeizuchtige overheid. ‘Als ik u goed begrijp,’ vroeg een van de aanwezigen, ‘ hebben wij dus intensief meegewerkt aan de inrichting van de overgeorganiseerde samen­leving.’ Ik beaamde het. Op z’n laatst sinds Lubbers strijden Nederlandse kabi­netten tegen regeldruk. Sinds Lubbers is die regeldruk enorm toegenomen. In die kleine 40 jaar die sindsdien zijn verstreken, heeft geen partij zo vaak in de regering gezeten als de VVD: meer dan 30 jaar en in slechts twee kabinetten niet.

De conclusie is onvermijdelijk: geen partij is zo verantwoordelijk voor de huidige overdosis aan regels als de partij die zich het hardst tegen diezelfde regels zegt te verzetten. ‘Maar wat moeten we dan doen,’ vroeg een toehoorder. ‘Hoe kunnen we hier een eind aan maken?’ Het is de hamvraag. Ik weet het. Toch stond ik even met de mond vol tanden. Het is altijd een stuk eenvoudiger te zeggen wat verkeerd gaat dan zeggen hoe het beter moet. ‘In al die ingewikkelde trajecten waarbij maatregelen genomen worden om de regeldruk te verminderen, zie ik geen heil,’ begon ik. ‘Daarvan zijn er langzamerhand zoveel geweest. En iedere keer gebeurt hetzelfde. Er worden regels gemaakt om de regels te verminderen met als gevolg dat de hoeveelheid regels toeneemt.’ De zaal knikte. ‘Om het met Edith Schippers te zeggen,’ vervolgde ik en verwees naar een interview met haar in het blad Arts en Auto, zomer 2017: ‘Uit het raam met al die
formulieren, schoon schip maken en helemaal opnieuw beginnen.’ Maar dat
kan natuurlijk helemaal niet, voegde ik eraan toe. Bovendien is zoiets gemakke­lijk gezegd als je minister af bent. Je moet het zeggen als je in functie bent en er vervolgens naar handelen ook. ‘En dus?’

We kwamen er niet uit. Men zette het gesprek voort in groepjes. Er werden suggesties gedaan en verworpen. ‘Eigenlijk is er maar één oplossing,’ zei uitein­delijk een van de aanwezigen. ‘Burgerlijke ongehoorzaamheid. Gewoon niet meedoen!’ Ik begon te lachen en zei dat ik het daar volledig mee eens was maar het in dit gezelschap van goedwillende Nederlandse burgers niet durfde voor te stellen.

Vervolgens vertelde ik dat burgerlijke ongehoorzaamheid al jaren mijn persoon­lijke oplossing was voor onmogelijke situaties ten gevolge van regels. Voor de schijn volg ik het protocol maar in feite doe ik wat me goed dunkt. ‘Zou niet iedereen dat moeten doen? Is dat wellicht de enige uitweg uit de vaderlandse overorganisatie,’ vroeg ik. ‘Ja,’ luidde het antwoord van de aanwezigen. Die avond viel ik met een glimlach in slaap. De jaren ‘60 zijn toch nog niet helemaal voorbij.

Delen

Reageer

*

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *