Half maart kwam informateur Putters met de conclusie dat er een programkabinet kan komen met een regeerakkoord op hoofdlijnen. Eerder gingen de begrippen minderheidskabinet, zakenkabinet en buitenparlementair kabinet over tafel. Woordkramerij of stevenen we echt op iets nieuws af?
Bekend is de uitspraak van Ruud Lubbers over regeerakkoorden die een vorm van ‘gestold wantrouwen’ zijn. Hij was zelf de kampioen van de gedetailleerde pakketten met teksten waarin alles tot in detail was vastgelegd. En nu zou er, met vier partijen c.q. partijleiders die de afgelopen maanden hebben laten zien dat er hooguit een zeer broos onderling vertrouwen is (af en toe doorbroken door schofferingen via X, voorheen Twitter), een akkoord op hoofdlijnen moeten komen? De waslijst aan punten waar afspraken over moeten worden gemaakt is lang, en de opvattingen over veel onderwerpen – denk aan stikstof, steun aan Oekraïne en de overheidsfinanciën– liggen ver uiteen. Wie durft het risico aan dat zijn of haar opvattingen uiteindelijk het onderspit delven als ze niet van tevoren haarfijn op papier worden gezet? Niemand waarschijnlijk, en dus zal het regeerakkoord toch weer veel dikker en gedetailleerder worden dan nu wordt beloofd.
Dat de bewindslieden in zo’n constructie minder binding met de fracties hebben klinkt mooi, maar maakt ze ook kwetsbaar. Iemand met minder binding kun je makkelijker bestoken via X (Wilders matigt zich nu ook al niet of nauwelijks) en ook makkelijker wegsturen als hij of zij niet bevalt. Wie durft het hoofd in een dergelijke strop te steken? Zeker als er volgens de peilingen winst lonkt na nieuwe verkiezingen zullen de vingers van een of meer partijleiders jeuken om er een einde aan te maken.
We kunnen net als Drees geruststellend zeggen: uiteindelijk komt er altijd een kabinet. Maar dat wil niet zeggen dat het ook een succesvol kabinet is.
*Dit artikel verscheen oorspronkelijk in PD 49: Leefomgeving
Beeld: Shutterstock