nieuws

De lusten & lasten van connected

Het Internet of Things maakt ons leven en werken gemakkelijker, efficiënter en duurzamer. Maar er zijn ook risico’s. De brede cybersecurity-agenda van het nieuwe kabinet is een mooie ambitie maar eentje die beter op Europese schaal kan worden ingestoken. Hoe dan ook: de overheid is de eerst aangewezene om over onze privacy en integriteit te waken. Over de lusten en lasten van connected.

Miljoenen machines en apparaten zijn straks op grote afstand met elkaar verbonden. De met metertjes en sensoren uitgeruste things – van koelkast, tv en auto tot speelgoed en ondergrondse vuilniscontainer – verzamelen continu informatie en wisselen die uit via internet. Het Internet of Things, kortweg IoT, heeft veel te bieden. Zoals minder mobiliteit en dus minder verkeersemissies en energieverbruik en een schonere luchtkwaliteit. Ouderen kunnen langer zelfstandig blijven wonen, omdat slimme sensoren thuis 24/7 over hun leven en welzijn waken. En Nederland waterland kan het verzadigingsniveau van zijn dijken bewaken. Inspecteurs hoeven minder vaak naar de dijk toe. Het waterschap weet op afstand of dijken nog betrouwbaar zijn.

[blendlebutton]

Maarten Botterman noemt het Internet of Things een game changer. De Nederlandse internetexpert is voorzitter van de Dynamic Coalition on the Internet of Things, een internationaal overlegplatform voor overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven binnen het Internet Governance Forum (IGF) van de Verenigde Naties. ‘Het Internet of Things is iets waar we niet aan ontkomen, willen we onze samenleving zo goed mogelijk blijven gebruiken en leefbaar houden. De overheid kan deze ontwikkeling stimuleren door er zelf ook goed gebruik van te maken. Dat geeft een impuls aan de Nederlandse maakindustrie. Bij bedrijven als Philips maar ook bij Rijkswaterstaat is veel kennis in huis, als het gaat om het leveren van connected diensten. Ons land kan een koploperspositie innemen.’

Burgerparticipatie
Peter-Paul Verbeek ziet andere voordelen. De hoogleraar Filosofie van Mens en Techniek aan de Universiteit Twente voorspelt een nieuwe dimensie voor maatschappelijk engagement. ‘We krijgen straks een schat aan informatie. Sensoren meten de luchtkwaliteit en analyseren het water in vijvers, kanalen en riolering. Camera’s gaan mensenstromen in de stad en files in kaart brengen. En nog veel meer, en dat allemaal realtime. Als die datastromen openbaar beschikbaar zijn, kan iedere burger daar actie op ondernemen. Zo creëer je een nieuwe infrastructuur voor burgerparticipatie, wat ongelooflijk interessant is voor de overheid. Je geeft inwoners de mogelijkheid nieuwe issues over de kwaliteit van de stad en de leefomgeving te agenderen.’
Verbeek waarschuwt voor de minder zonnige aspecten. De wetenschapper zit in een internationale UNESCO-commissie voor ethische kwesties rond wetenschappelijke kennis en technologie, die zich de komende twee jaar over het Internet of Things buigt. ‘Met dit soort technologie geven we steeds meer van onszelf prijs. De sensoren in al die apparaten om ons heen worden de zintuigen voor onze omgeving. Algoritmes kunnen slim en snel verbanden leggen en brengen moeiteloos onze voorkeuren en verlangens in kaart. Als je in de toekomst een winkeletalage passeert, kunnen sensoren jouw oogbewegingen volgen, om net even dat kledingstuk waar jouw oog wat langer op blijft hangen bij te schijnen. Een subtiele vorm van gedragsbeïnvloeding achter onze rug om. Een vergezocht voorbeeld misschien, maar wat ik wil zeggen is dat we steeds meer worden beïnvloed zonder dat we het in de gaten hebben. We zullen aan autonomie verliezen. We moeten er goed over nadenken onder welke voorwaarden we dat toe willen staan.’
Volgens Verbeek ligt hier een taak voor de overheid, die mensen in staat moet stellen om kritisch te bezien wat de gevolgen van nieuwe technologie voor hen zijn en hen erop moet toerusten daar op een goede manier mee om te gaan. ‘In het onderwijs zou volop aandacht voor digitale geletterdheid en de invloed van technologie moeten zijn. Een VR-bril kun je weer op en af zetten, maar als je langs een interactieve etalage loopt, kun je daar geen invloed op hebben.’

Risico’s
Ook de veiligheid van IoT-apparaten is een punt van zorg. Hoe meer apparaten verbinding krijgen met internet, des te groter de kans op hacks en infecties met kwaadwillende software. Illustratief is de massale aanval eind vorig jaar op de servers van de Amerikaanse internetprovider Dyn door een omvangrijk netwerk van zo’n 100 duizend geïnfecteerde IoT-apparaten, waaronder digitale camera’s en dvd-spelers. In Europa en de VS waren bijna een dag lang de servers van Twitter, Netflix, CNN en andere bedrijven uit de lucht. ‘Juist omdat er al zoveel apparaten met internet zijn verbonden, konden hackers de op dat moment krachtigste cyberaanval ooit op touw zetten. De apparaten bleken niet goed beveiligd, dus ze waren zo over te nemen,’ zegt Botterman. Kleiner leed was het uit de handel halen van Cayla. Deze meisjespop, die via bluetooth, wifi en een smartphone-app met kinderen praat, kon vanwege gebrek aan beveiliging door iedere andere smartphonegebruiker worden gebruikt als afluisterapparaat. Ook webcams zijn een makkelijk te hacken object, leren de ervaringen. Botterman: ‘De beveiliging van IoT-producten is zo slecht, omdat fabrikanten in Azië andere normen en waarden hanteren als het om veiligheid gaat, maar deze apparaten worden in ons land wel aan het internet gehangen.’
Het Nederlandse bedrijfsleven kent met de Datawet nog een extra stok achter de deur om de beveiliging van connected devices goed op orde te hebben. Van elke hack waar persoonlijke gegevens bij in het geding zijn, moet een bedrijf verplicht aangifte doen. Mei 2018 wordt ook Europese regelgeving van kracht. ‘Bedrijven die hun lekken niet rapporteren kunnen dan sancties van miljoenen euro’s tegemoet zien tot 20 procent van hun jaaromzet,’ weet Botterman.

Standaarden
Des te belangrijker dat er standaarden komen om het Internet of Things goed te beveiligen. ‘Standaarden kunnen ook duidelijkheid geven over de wijze waarop gegevens worden gedeeld,’ zegt Botterman. Wat ook de makers van kabinet-Rutte III niet is ontgaan. Het regeerakkoord beschrijft een ambitieuze, brede cybersecurity-agenda met onder meer standaarden voor IoT-apparaten. Een mooie ambitie, meent hij, maar eentje die beter op Europese schaal kan worden ingestoken. ‘Alleen bij grote volumes van producten is het rendabel om standaarden te maken.’ De Europese Commissie heeft vergevorderde plannen om tot standaarden te komen. Zelf ziet Botterman veel heil in een keurmerk, dat aantoont hoe een apparaat is beveiligd is en welke data er via internet worden verspreid. De verantwoordelijkheid hiervoor wordt dan bij de fabrikant van het IoT-apparaat neergelegd.
Verbeek vindt dat de overheid met regelgeving moet komen. ‘Het internet is een wezenlijk onderdeel van onze publieke infrastructuur en een vitaal instrument voor onze sociale relaties. Vanzelfsprekend moet de overheid erop toezien dat hier verantwoordelijk mee wordt omgegaan. Alles gaat via internet, maar datzelfde internet is in handen van grote techbedrijven. De overheid is de eerste aangewezene om over onze privacy en integriteit te waken.’

Minder ziekenhuizen
Komt een man bij de dokter met klachten over een slechte nachtrust. In plaats een slaapmiddel adviseert de huisarts hem een polsbandje met sensoren die het slaapproces monitoren. Daaruit leidt de arts af dat de man overdag regelmatig in slaap valt. Wat de man bevestigt: hij knapt dagelijks een uiltje op de bank, wat het slechte slapen ’s nachts verklaart. Een eenvoudig voorbeeld van de veranderingen die de zorg staan te wachten. We hebben al een smartphone die met behulp van sensoren niet alleen ons slaapproces maar ook lichaamshouding, hartslag, hartritme en hersengolven registreert. Voor elke fysiologische parameter is straks een apparaat te vinden. De zorg kan hier haar voordeel mee doen, stelt trendwatcher Vincent Everts. ‘Met al die gegevens kunnen artsen vroegtijdig problemen bij patiënten signaleren en daar proactief op handelen. De helft van de behandelingen zal straks bij mensen thuis plaatsvinden of bij de huisarts. Ziekenhuizen zullen kleiner en specialistischer worden.’
Ook het onderwijs gaat ingrijpend veranderen, voorspelt Everts. ‘De tijd dat kinderen van dezelfde leeftijd in één lokaal hetzelfde leren is voorbij. Dankzij adaptieve systemen zullen ze steeds meer zelf kennis ontwikkelen, leren samenwerken en in groepjes projecten uit gaan voeren, niet alleen met boeken maar ook met video en audio. Een klaslokaal is niet langer nodig.’
Daarnaast kan de overheid toe met minder gevangenissen, verwacht Everts. ‘Je kunt criminelen prima via enkelbanden of andere Internet of Things-achtige toepassingen volgen. Ze hoeven niet langer in een cel te zitten. Wel is belangrijk dat criminelen niet meer kunnen rotzooien op internet. We zien immers dat de traditionele criminaliteit afneemt. Dat loont niet meer, nu mensen ook geen geld meer bij zich hebben. Het aandeel cybercrime groeit daarentegen explosief. Met maar één computer kan iemand al volop stelen en afpersen. Wat ook voor de politie een hele omwenteling betekent. Er wordt echter veruit onvoldoende in de aanpak van cybercriminaliteit geïnvesteerd. Slechts een tiende procent van het politiebudget gaat daar op dit moment naartoe.’[/blendlebutton]

Delen

Reageer

*

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *