De veiligheidssituatie van Nederland is verslechterd. De organisatie van het veiligheidsbeleid moet daarop worden ingericht. Grondwettelijke en bondgenootschappelijke verplichtingen (NAVO, EU) moeten bovendien leidend zijn voor het Nederlandse veiligheidsbeleid en er moet meer worden geïnvesteerd in de krijgsmacht. Dat constateert de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in Veiligheid in een wereld van verbindingen. Een strategische visie op het defensiebeleid.
Nederland behoefte heeft behoefte aan een strategischer buitenland- en veiligheidsbeleid rekening houdend met de veranderende omgeving en eigen prioriteiten, aldus de WRR. ‘Zo’n beleid gaat verder dan het formuleren van algemene voornemens en oriëntaties. Nederland moet effectiever optreden op het snijvlak van de geopolitieke en de netwerkwereld, meer prioriteren en kijken waar het een verschil kan maken in de veelheid van dreigingen, risico’s en kansen op het Europese en mondiale schaakbord. Geen van deze dreigingen, risico’s en kansen kan nog vanuit een zelfgenoegzaam Nederlands perspectief worden beoordeeld. Internationale vrede is voor het Koninkrijk der Nederlanden, zijn bondgenoten en zijn omgeving een ondeelbaar maar niet langer vanzelfsprekend goed.’
De WRR doet een aantal aanbevelingen om tot zo’n strategischer beleid te komen. Zo moet de verbinding tussen intern (binnenlands) en extern (buitenlands) veiligheidsbeleid worden versterkt. ‘Dat kan concreet door meer gebruik te maken van de Koninklijke Marechaussee en deze te versterken en de verbinding tussen interne (binnenlandse) en externe (buitenlandse) veiligheid op ministerieel niveau tot uitdrukking te brengen met een sterkere coördinerende rol van de minister-president.’ Verder stelt de WRR voor een algemene raad voor de veiligheid in te stellen die de veiligheidsstrategie vormgeeft. Een Planbureau voor de Veiligheid moet de strategievorming van de algemene raad voor de veiligheid ondersteunen.
Wat betreft de krijgsmacht, moet er volgens de WRR meer worden geïnvesteerd in de kennisfunctie en het strategisch denken. Ook dwingen de afname van het continue vermogen van de krijgsmacht en de noodzaak actiever te anticiperen op veiligheidsrisico’s tot meer focus en extra investeringen. Het advies van de raad: ‘Verhoog de uitgaven voor Defensie in vooraf bepaalde stappen op 2 procent van het bbp, geef gevolg aan de Navo-richtlijn voor investeringen en stel een langetermijnplanning op, ook op de gebieden van ontwikkeling en diplomatieke preventie.’
Verder adviseert de WRR om de samenhang op het gebied van de nieuwe (hybride) uitdagingen rond border security, cyber security, flow security en human security te versterken en moet de ingezette specialisatie van de krijgsmachtonderdelen door worden gezet. Belangrijk is ook om de capaciteit op het gebied van cyber-oorlogsvoering te vergroten,’ aldus de WRR. ‘Naast land, lucht en zee erkende de NAVO in 2016 cyber als vierde domein. Dat kan, maar hoeft niet noodzakelijk te betekenen, dat er een apart krijgsmachtonderdeel voor moet bestaan. Zeker gezien de vervlechting van alle onderdelen met cyber is met name het onderkennen van de samenhang van het grootste belang. Wel is extra aandacht en inzet nodig. Het huidige Defensie Cyber Commando, thans een afgeleide van de traditionele krijgsmachtonderdelen, zal zich moeten ontwikkelen tot structuur die veel hogere risico’s is voorbereid.’