Nederland laat economische kansen laat liggen door een gebrek aan regionale samenwerking. Dat concludeerde de Studiegroep Openbaar Bestuur een jaar geleden in het rapport Maak verschil. ‘De daadkracht van het lokale bestuur is inderdaad een kwetsbaar punt,’ zegt Rob-voorzitter Jacques Wallage. ‘Maar om vormen van samenwerking topdown vanuit Den Haag voor te schrijven, is een verspilling van energie.’
Wallage heeft veel verschillende bestuurlijke functies bekleed, zowel lokaal en centraal. Maar het decentrale bestuur is zijn ogen het beste toegerust op de maatschappelijke uitdagingen van vandaag. ‘Ik ben wethouder geweest in de jaren zeventig en burgemeester in de jaren negentig. Daardoor weet ik: in vergelijking tot de departementen sta je in het lokale bestuur dichter bij de problemen van burgers. Toch heb je om die problemen het hoofd te kunnen bieden weer een zekere schaal nodig. Dat is het zeurende probleem van deze tijd: de balans vinden tussen taak en schaal.’ [blendlebutton]Na de decentralisatie moeten gemeenten tóch weer samenwerken om financiële risico’s terug te dringen, aldus Wallage. ‘Daardoor ontstaat er momenteel een lappendeken van samenwerkingsverbanden, met tot gevolg dat gemeenteraden vaak tegen de achterlichtjes van die samenwerking zitten aan te kijken. Dat wil zeggen dat er onvoldoende democratische controle is. De Rob gaat in het rapport Wisselwerking op deze kwestie in. Onze conclusie: de bestuurlijke leiding van samenwerkingsverbanden zou gemeenteraden proactief moeten betrekken bij beleidsbeslissingen. Ambtelijke toppen richten zich heel erg op hun bestuur. Weinigen beschouwen het als hun taak om gemeenteraden bij besluitvorming te betrekken. Een commandant van de brandweer denkt: “Ik doe wel zaken met mijn bestuur”. Bij principiële keuzes kan de gemeenteraad zo buiten spel komen te staan.’
Kwaliteitsverbetering
Bij de decentralisatie is onvoldoende duidelijk gemaakt wat de randvoorwaarden zijn van een goed gelegitimeerd lokaal bestuur, gaat Wallage verder. ‘De Rob heeft nu een onderzoek lopen onder twintig gemeenten met als vraag hoe de decentralisatie zich nu precies bestuurlijk voltrekt. De daadkracht van het lokale bestuur, dat is wel een kwetsbaar punt. Om de nieuwe verantwoordelijkheden uit te voeren, is een kwaliteitsverbetering van het lokale bestuur wel noodzakelijk.’
‘Juist op lokaal niveau kun je dingen doen die je op rijksniveau simpelweg niet voor elkaar krijgt. Bijvoorbeeld ervoor zorgen dat een kind niet kopje onder gaat in het onderwijs en daarmee veel specialistische zorg naderhand besparen. Maar een gemeenteraad moet dan wel een politieke discussie willen voeren over de inzet van middelen: preventie kost ook geld. Ook daar moeten gemeenteraden een slag maken. Ik denk dat daar wel een paar jaar voor nodig is.’
Energieverlies
Volgens Maak verschil, het rapport dat de Studiegroep Openbaar Bestuur een jaar geleden uitbracht, laat Nederland regionaal economische kansen liggen door de huidige bestuurlijke inrichting. Is Wallage het daar mee eens? ‘Het risico daarop bestaat, maar ik vind de cijfermatige bewijsvoering daarvoor in dat rapport niet zo sterk. Inderdaad: het probleem is dat overheden elkaar kunnen gaan beconcurreren en dat is niet efficiënt. Dat slurpt energie.’
‘De vervolgvraag is: hoe kom je tot die grotere regionale eenheden, topdown of van onderop? Het rapport van Van Zwol (Secretaris-Generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voorzitter van de Studiegroep, red) zegt eigenlijk dat Den Haag van bovenaf moet voorschrijven hoe die samenwerkingsverbanden eruit moeten gaan zien. Volgens mij leidt dat tot enorm energieverlies. Als het al zo zou zijn dat samenwerking van onderop niet werkt, dan moet de provincie tot gebieden met duidelijke innerlijke samenhang komen. Die beoordeling moet je echt niet in Den Haag willen maken. Dat leidt tot een clash van culturen.’
‘Wat ik verder mis in het betoog is een investering in onze democratie. Regionale samenwerking moet economische groei genereren, maar ik lees niets over de versterking van de kwaliteit van het openbaar bestuur die daarvoor nodig is.’
Verbinden
Terugkijkend op zijn loopbaan als bestuurder, vraagt hij zich af of ‘we in de afgelopen decennia niet te veel bij de burgers weggereorganiseerd hebben’. ‘In de lesrooster-discussie heeft de Tweede Kamer het lesrooster in de basisvorming uur per uur willen invullen. Dat heb ik laten gebeuren omdat ik graag de basisvorming wilde realiseren. Ik zou nu veel meer leunen op de kennis van de scholen: scholen zelf prioriteiten laten stellen, zelf examinering laten regelen. Toen werden al die beslissingen naar Den Haag gehaald.’
Dat raakt aan het vraagstuk van vertrouwen, vertrouwen in professionals. ‘Er wordt vaak gesproken over de kloof tussen de burger en de politiek, maar die kloof bestaat helemaal niet. De politiek zit volgens mij juist teveel op schoot bij de burger. De echte kloof is volgens mij de kloof tussen verticale en horizontale structuren. Het openbaar bestuur denkt in termen van besluiten, wetten en regels, terwijl in de rest van de maatschappij vooral met elkaar overlegd wordt. Onze huidige representatieve democratie draagt bij aan een cultuur van loodrechte verbindingen, van sturen en van verbieden. Niet van verbinden. Volgens mij kunnen die werelden niet bij elkaar komen als je niet vormen van directe democratie gaat invoeren. Politici denken dat ze moeten sturen, dat ze een mandaat hebben om vier jaar hun eigen gang te gaan, maar ze moeten in mijn ogen juist partijen verbinden, overtuigen, informeren. De politiek moet meer de hete adem van de burger in zijn nek gaan voelen[/blendlebutton]