Lager opgeleide Nederlanders hebben relatief weinig vertrouwen in de lokale politiek en het lokaal bestuur. Ze vinden dat er onvoldoende naar ze wordt geluisterd en dat hun belangen niet goed aan bod komen. De kloof met die groep moet worden verkleind, maar hoe pak je dat aan? Volgens onderzoeker Hans Vollaard van de Universiteit Utrecht is dat vooral een taak voor raadsleden. ‘Wacht niet op een rapport van B&W, maar ga zelf kijken in de wijk.’
Vlak voor de nieuwe gemeenteraadsverkiezingen is het een goed moment voor raadsleden om te weten wat inwoners van hen verwachten in de gemeenteraad. Niet alleen om stemmen te winnen, maar juist om het vertrouwen te winnen van de inwoners. Want de tevredenheid van inwoners over hoe raadsleden hun belangen behartigen, is niet bijster hoog, bleek na de vorige gemeenteraadsverkiezingen.
Hans Vollaard, universitair hoofddocent Nederlandse en Europese politiek aan de Universiteit Utrecht, was toen een van de onderzoekers van het Lokaal Kiezersonderzoek (LKO) van de Stichting KiezersOnderzoek Nederland. Daaruit bleek dat inwoners raadsleden gemiddeld een 5,4 op een schaal van 10 geven. Slechts 45 procent zei tevreden te zijn over hoe de lokale volksvertegenwoordigers werken. Dat waren dan vooral hoger opgeleide inwoners want uit hetzelfde onderzoek bleek dat het vertrouwen in de lokale politiek het meest wankel is onder lager opgeleide inwoners. ‘We noemen dat wel de diploma-democratie,’ legt Vollaard uit. ‘Als je ziet wie er in de politiek en bestuur zitten, zijn dat bijna alleen maar hoger opgeleide mensen. Die zouden dan minder luisteren naar de belangen van de lager opgeleiden.’ Daar schrok ook de Staatscommissie parlementair stelsel van. Die luidde de alarmbel: democratie moet voor iedereen zijn. Het kan niet zo zijn dat lager opgeleiden zich niet gehoord voelen, aldus de commissie onder leiding van Johan Remkes.
*Dit is het eerste deel van een artikel uit PD33: Blik op de gemeenteraad. Lees hier verder
Beeld: ANP Foto