De aanpak van integriteitsbeleid binnen de rijksoverheid is niet overal even consistent, wat leidt tot grote verschillen in uitvoering en beleving. Hoewel vertrouwenspersonen op ministeries over het algemeen hun werk goed kunnen doen, ontbreekt het bij veel ministeries aan heldere richtlijnen en voldoende aandacht voor integer handelen. Dit blijkt uit het onderzoek Integriteit als basis van de Algemene Rekenkamer, dat werd gepresenteerd aan het parlement en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Het onderzoek toont ook aan dat het melden van integriteitsschendingen door ambtenaren nog vaak uitblijft, voornamelijk door een gebrek aan vertrouwen in de meldprocedures.
Uit een enquête van de Algemene Rekenkamer onder meer dan 4.000 rijksambtenaren blijkt dat bij een vermoeden van integriteitsschending meer ambtenaren ervoor kiezen niet te melden dan wel. Redenen voor deze terughoudendheid hebben veelal te maken met een gebrek aan vertrouwen in de veiligheid van het meldproces en angst voor negatieve gevolgen voor de eigen carrière. De werkcultuur binnen sommige ministeries speelt hierbij een grote rol. Ambtenaren voelen zich soms onvoldoende beschermd om schendingen aan te kaarten, wat kan leiden tot een zwakke integere cultuur binnen de organisatie.
Verschillende aanpakken per ministerie
Hoe ministeries hun integriteitsbeleid vormgeven, verschilt sterk. Terwijl de basisstructuren vaak aanwezig zijn, ontbreekt bij meerdere ministeries een kwalitatief goede risicoanalyse. Zo hebben drie ministeries helemaal geen risicoanalyse en zijn ze bij vier andere departementen ontoereikend. Integriteitscoördinatoren zijn vaak te veel bezig met het afhandelen van incidenten, terwijl een structurele, preventieve aanpak effectiever zou zijn. Het onderzoek wijst erop dat een sterke en zelfstandige positie van deze coördinatoren essentieel is voor een goed functionerend integriteitsbeleid. Op dit moment is die positie echter niet in alle ministeries goed verankerd.
Vertrouwenspersonen zijn in de meeste gevallen beter gepositioneerd, maar ook hier ontbreekt soms een goed uitgewerkt protocol voor de afhandeling van meldingen over vermeende schendingen. Bij vier ministeries zijn deze protocollen onvoldoende op orde, wat verdere onzekerheid veroorzaakt bij ambtenaren.
Leidinggevenden voelen zich onvoldoende ondersteund
Een belangrijke bevinding uit het onderzoek is dat slechts 15% van de leidinggevenden aangeeft voldoende structurele ondersteuning te krijgen om hun rol in het integriteitsbeleid goed te vervullen. Dit gebrek aan ondersteuning maakt het moeilijk voor leidinggevenden om als rolmodel te fungeren en het gewenste gedrag binnen de organisatie te stimuleren. Dit is problematisch, aangezien goed voorbeeldgedrag van leidinggevenden een cruciale rol speelt in het bevorderen van een integere organisatiecultuur.
President Pieter Duisenberg van de Algemene Rekenkamer benadrukt het belang van het bespreekbaar maken van integriteit op de werkvloer: ‘Vaak wordt integriteit pas een onderwerp van gesprek wanneer er iets fout is gegaan. Ambtelijk vakmanschap, inclusief integer handelen, zou veel sterker in de dagelijkse praktijk moeten worden ingebed.’
Structurele aanpak nodig voor lange termijn
Hoewel de basis voor een goed integriteitsbeleid bij de meeste ministeries aanwezig is, is er nog veel ruimte voor verbetering. Een structurele aanpak is essentieel om incidenten te voorkomen en een veilige werkcultuur te waarborgen. Integriteitscoördinatoren moeten een sterkere, zelfstandige rol krijgen binnen ministeries, en leidinggevenden moeten beter ondersteund worden om voorbeeldgedrag uit te dragen. Daarnaast is het belangrijk dat er blijvend aandacht wordt besteed aan een veilige omgeving voor ambtenaren om zich uit te spreken over vermoedens van integriteitsschendingen.
Meer urgentie en duidelijke visie
In een eerste reactie op het onderzoek geeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan dat zij haar coördinerende rol op het gebied van integriteit wil versterken. Hoewel deze toezegging positief is ontvangen, blijft haar reactie nog weinig concreet. Ze gaat niet in op de specifieke bevindingen per ministerie. De Algemene Rekenkamer roept op tot meer urgentie en pleit voor een duidelijke visie en een toetsingskader om de integriteitscultuur bij de rijksoverheid te verbeteren.
President Duisenberg benadrukt: ‘Ministeriële verantwoordelijkheid hoeft een sterke, rijksbrede regie niet in de weg te staan. Integriteit verdient continu aandacht en mag niet na het laatste incident weer naar de achtergrond verdwijnen.’