Nu de verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn geweest, begint het zoeken naar een nieuw kabinet. Hoewel het nog even kan duren voor dat er is, kan het geen kwaad alvast te kijken naar de eisen waaraan nieuwe bewindspersonen moeten voldoen. Dat zijn er nogal wat: ze moeten zich staande kunnen houden in de Eerste en Tweede Kamer, leiding kunnen geven aan een ambtelijke organisatie en om kunnen gaan met (sociale) media. Daar komt nog een andere eis bij: bewindspersonen moeten effectief kunnen optreden in overleggen binnen de Europese Unie. Dat vraagt een heel andere set van kennis en vaardigheden. Naast bestuurder en politicus moet een bewindspersoon tegenwoordig ook diplomaat zijn.
De verkiezingscampagnes beloven wat dat betreft weinig goeds. Daarin was Europa opmerkelijk afwezig, ook al speelt de EU een cruciale rol bij veel van de grote vraagstukken in de Nederlandse politiek, zoals migratie, de aanpak van ondermijnende criminaliteit, klimaatverandering en het stikstofdebat. Met de andere lidstaten is Nederland deel van de Europese besluitvorming hierover en geeft het mede vorm aan de Europese regels. Als bewindspersonen iets voor elkaar willen krijgen, moeten ze ook op dat vlak actief zijn.
Dat gaat verder dan deelname aan de officiële vergaderingen van de Raad van Ministers. Veel van het werk op EU-niveau wordt gedaan door nationaal ambtenaren, die met hun collega’s uit andere lidstaten besluiten voorbereiden en vaak al grotendeels afkaarten. In een onderzoek naar de europeanisering van de rijksdienst dat ik zo’n 15 jaar geleden met een aantal collega’s heb gedaan, vertelden ambtenaren dat hun effectiviteit in dat werk voor een belangrijk deel afhing van de steun die ze van hun bewindspersoon kregen. Als een minister of staatssecretaris bereid was af en toe te bellen met een buitenlandse collega om een dossier vlot te trekken en binnen het departement het belang van de EU benadrukte, konden ambtenaren veel meer voor elkaar krijgen. In de praktijk hing het sterk van de persoon van de minister of staatssecretaris af of dat gebeurde: sommigen vonden dit interessant en belangrijk, anderen niet.
We zijn nu 15 jaar verder en het belang van de EU is alleen maar toegenomen. Of een bewindspersoon zich wil inzetten op EU-niveau mag niet afhangen van persoonlijke interesse of voorkeuren. Daarom een tip voor de nieuwe Tweede Kamer. Voor de afgelopen verkiezingen stemde een meerderheid van de Kamer voor het houden van hoorzittingen met kandidaat-bewindspersonen. Doel van die hoorzittingen is om de geschiktheid en motivatie van de kandidaten te beoordelen. Ruim in elke hoorzitting een blokje in waarin wordt gevraagd naar de kennis, vaardigheden en interesse met betrekking tot de EU. Wat een bewindspersoon inhoudelijk op EU-niveau wil bereiken, is een kwestie van politieke voorkeur. Maar kandidaten die niet geïnteresseerd of in staat zijn om zich actief in te zetten op EU-niveau, kunnen beter op zoek naar een andere baan.
*Deze column verscheen in Publiek Denken 48: Publieke professional.