nieuws

Integratie in Nederland blijft achter

Het gaat niet goed met ‘de integratie’ in Nederland. Aan de ene kant is sprake van een stijgend opleidingsniveau, verbeterde onderwijsprestaties en een betere beheersing van de Nederlandse taal onder de onderzochte migrantengroepen. Aan de andere kant is er sprake van een blijvend grote (kansen)achterstand op de arbeidsmarkt en een stijgend onbehagen van migranten over hun leven en mogelijkheden in dit land. Dit zijn belangrijke conclusies uit de publicatie Integratie in zicht? van het SCP.

De werkloosheid onder niet-westerse migranten is bijna drie keer zo hoog als onder autochtone Nederlanders (15,2 procent tegenover 5,6 procent). Toegenomen inkomensverschillen zijn hiervan het gevolg. De zwakke arbeidsmarktpositie van migranten komt ook tot uiting in het hoge aandeel flexibele banen (37 procent versus 24 procent bij autochtone Nederlanders). Leden van migrantengroepen hebben hun arbeidsmarktpositie ten opzichte van autochtone Nederlanders sinds het begin van deze eeuw niet systematisch verbeterd.

Ongeveer de helft van het verschil in werkloosheid tussen migranten en autochtone Nederlanders heeft te maken met verschillen in kenmerken zoals opleiding, leeftijd en werkervaring. Bij economische tegenwind is de ongelijkheid in kansen tussen autochtone Nederlanders en migranten groter. Werkgevers hebben bij een groot aanbod van werknemers meer te kiezen, waardoor zelfs kleine sociale of culturele verschillen de doorslag kunnen geven om iemand wel of niet aan te nemen. Herkomst telt dan zwaarder mee: werknemers die niet passen binnen het ‘ideale’ profiel komen dan maar moeilijk aan de slag.

Positieve ontwikkelingen zijn de toegenomen participatie van Turks- en Marokkaans-Nederlandse vrouwen en een groter wordende middenklasse onder migranten. Het beroepsniveau van werkende migranten stijgt. Inmiddels heeft bijna een kwart (23 procent) van die tweede generatie niet-westerse migranten een baan op het hoogste niveau, dit aandeel was begin deze eeuw nog 15 procent. Hoewel de Turks- en Marokkaans-Nederlandse werkenden nog steeds vaak zijn te vinden in de lagere banen, ontstaat er ook een middenklasse onder de migrantengroepen.

Niet-westerse groepen zijn negatiever geworden over het maatschappelijk klimaat en ervaren zelf in grotere mate discriminatie. Van de Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse Nederlanders voelt slechts 60 procent zich thuis. Dit aandeel is tussen 2006 en 2015 afgenomen. Tegelijkertijd zijn de afgelopen 10 jaar de houdingen van autochtone Nederlanders ten opzichte van migranten niet negatiever geworden. Er is nog steeds een behoorlijke steun voor culturele diversiteit (70 procent). Het percentage autochtone Nederlanders dat vindt dat er teveel mensen van een andere nationaliteit in Nederland wonen, is sinds de millenniumwisseling gestaag gedaald, en de opvattingen over gemengde vriendschappen en huwelijken zijn de laatste jaren niet negatiever geworden.

 

Delen

Reageer

*

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *