Het huidige bereikbaarheidsbeleid is te sterk in hokjes verdeeld om Nederlandse stedelijke regio’s in de toekomst bereikbaar te houden. Het palet aan mogelijkheden om een bepaalde bestemming te bereiken wordt groter. Maar het beleids- en wetgevingskader belemmert het verzilveren van de kansen die daardoor ontstaan. Rijk, provincies en gemeenten werken bovendien nog onvoldoende samen. Het beleid is daarnaast vooral gericht op extra infrastructuur en snellere verplaatsingen, en stuurt nog onvoldoende op de locaties van voorzieningen en activiteiten. Dit schrijft de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) in zijn advies Dichterbij en sneller dat voorzitter Rli Jan Jaap de Graaf heeft aangeboden aan minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu.
Het huidige bereikbaarheidsbeleid en de bijbehorende wet- en regelgeving bieden onvoldoende mogelijkheden om adequaat in te spelen op maatschappelijke vragen en veranderingen. Mensen combineren steeds meer uiteenlopende activiteiten op één dag. Bovendien veranderen mobiliteitsdiensten, elektrische fietsen en autodelen de mogelijkheden van mensen om op hun plaats van bestemming te komen. Daardoor is de bereikbaarheidsbehoefte steeds gevarieerder. Het huidige beleid daarentegen is sterk gericht op het aanbod van infrastructuur en specifieke vervoerswijzen (zoals trein, tram, bus, taxi, auto of fiets). Elk aanbod heeft zijn eigen regelgeving, financiering en fiscale prikkels. Volgens de Rli is een meer samenhangende benadering gewenst. Om ook in de toekomst steden bereikbaar te houden adviseert de Rli om de wirwar van belastingen, heffingen en subsidies te transformeren tot een overzichtelijk stelsel waarbij de bereikbaarheidsbehoefte centraal staat.
Overheden zijn geneigd om elk vanuit hun eigen deelverantwoordelijkheid te redeneren, bijvoorbeeld als wegbeheerder, als concessieverlener of als verantwoordelijke voor ruimtelijke ordening. Hierdoor gaat er in de praktijk meer aandacht uit naar het optimaliseren van weg- en spoorinfrastructuur en naar ov-concessies dan naar plannen die er op zijn gericht om mensen zoveel mogelijk goed bereikbare voorzieningen en stedelijke functies te bieden. Een goede bereikbaarheid in stedelijke regio’s vraagt naar de mening van de Rli om meer samenwerking en om de gezamenlijke financiering van de bereikbaarheidsopgaven door Rijk, provincies en gemeenten.
Verbetering van de bereikbaarheid vraagt niet alleen om optimale mobiliteitsoplossingen, maar ook om zorgvuldige keuzen als het gaat om de vraag waar wij werken, wonen, recreëren et cetera. Daaraan wordt nog onvoldoende aandacht besteed. De Rli pleit voor de ontwikkeling van beleid dat het doel van bereikbaarheid als uitgangspunt neemt: mensen de mogelijkheid bieden om binnen een acceptabele reistijd zo veel mogelijk activiteiten te laten ontplooien. Binnen de bestaande wettelijke kaders gebeurt al het nodige om dit te realiseren. De Rli bepleit niet alleen dat dit wordt voortgezet en versterkt, maar bepleit ook een nieuwe wet die afzonderlijke sectoren en vervoerswijzen met elkaar verbindt en de reiziger centraal stelt. Zo kunnen bij beleidskeuzes en investeringsbeslissingen evenwichtige afwegingen tussen ruimtelijke oplossingen en mobiliteitsoplossingen worden gemaakt en kunnen nieuwe ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld technologische innovatie, daarin een plek krijgen. Onderdeel van die wet zou een Bereikbaarheidstoets moeten zijn. Een dergelijke toets betekent dat bij ruimtelijke keuzes op basis van heldere bereikbaarheidsdoelen wordt afgewogen wat de beste ruimtelijke en/of mobiliteitsoplossing is.