De Nederlandse overheid geeft tussen 2010 en 2021 15 procent meer geld uit aan wetenschap en innovatie aan hogescholen, universiteiten en NWO en 28 procent minder aan TNO, DLO, Deltares, ECN, Marin en NLR. Nederland haalt daarmee niet het afgesproken investeringsniveau van 2,5 procent van het BBP. Dat staat in de publicatie Overzicht Totale investeringen in Wetenschap en Innovatie (TWIN) 2015-2021 van het Rathenau Instituut.
Het Rathenau Instituut verzamelt jaarlijks de kerncijfers over de overheidsbudgetten voor wetenschap en innovatie op verzoek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Economische Zaken. De totale voorgenomen overheidsinvesteringen laten tot 2021 een redelijk stabiel beeld zien. De komende jaren zal er ongeveer 6,4 miljard euro per jaar naar R&D en innovatie gaan. Dat bedrag is opgebouwd uit twee delen: 5,2 miljard euro aan directe uitgaven voor R&D en innovatie en 1,2 miljard euro aan belastingvoordelen.
Publieke en private partijen samen hebben de ambitie om in 2020 2,5 procent van het BBP te investeren in R&D. Het gat tussen ambitie en werkelijkheid groeit, doordat het BBP de komende jaren zal stijgen en de overheidsinvesteringen min of meer gelijk blijven. Om de 2,5 procent-ambitie te verwezenlijken, zou de overheid ongeveer 800 miljoen euro per jaar meer moeten investeren en het bedrijfsleven een veelvoud daarvan.
Verder blijkt dat van elke euro die Nederland bij de EU inlegt voor wetenschap en innovatie, ons land er anderhalve euro voor terugkrijgt. Ook doet Nederland het vooral goed bij de ERC-beurzen. Dat is het persoonsgerichte onderdeel van Horizon 2020. Van de €4,2 miljard euro aan ERC-beurzen ging 391 miljoen euro naar Nederland.
In de publicatie blikt het Rathenau Instituut ook terug op de maatregelen van de kabinetten tussen 2010 en 2017. In het regeerakkoord van 2010 (VVD-CDA) werd onder andere het FES-fonds met geld uit aardgasbaten stopgezet, kregen innovatieve bedrijven belastingvoordelen en werden de topsectoren ingesteld. In het regeerakkoord van 2012 (VVD-PvdA) werd het fundamentele onderzoek versterkt met 150 miljoen euro. Daar kwam bij het najaarsakkoord van 2013 nog 100 miljoen euro bij. Voor veel maatregelen geldt dat het een paar jaar duurde voordat de positieve effecten zichtbaar werden in de cijfers.