De milieu-efficiëntie van de Nederlandse economie is verder verbeterd. Terwijl de economie groeide zijn vrijwel alle indicatoren voor emissies naar water en lucht en de afvalproductie gedaald. Een voorbeeld hiervan is de emissie van fijnstof (Pm10). Tussen 2000 en 2016 zijn deze emissies met 41 procent gedaald, terwijl de Nederlandse economie met 21 procent groeide. De afname van de emissie van fijnstof is vooral te danken aan nationale en Europese milieuregelgeving, die hebben geleid tot procesaanpassingen in de industrie, een toename van het gebruik van filters en de productie van auto’s die voldoen aan hogere emissie-eisen. De daling van de fijnstofemissies vond in vrijwel alle economische sectoren plaats, alleen in de landbouwsector steeg de uitstoot met 3 procent. Dit hangt samen met de sterk toegenomen emissies van pluimveebedrijven doordat er steeds meer vrije-uitloopkippenkomen. In andere landbouwsectoren daalden de fijnstofemissies.
Om groene groei te stimuleren zet de overheid verschillende beleidsinstrumenten in, zoals milieubelastingen, milieusubsidies en milieuregelgeving. Het aandeel van milieusubsidies in de totale overheidsuitgaven lag in de periode 2005–2015 steeds rond 0,6 procent. Wel is het budget voor de belangrijkste subsidieregeling voor hernieuwbare energie (SDE) tussen 2011 en 2016 vervijfvoudigd. De opbrengsten van de milieubelastingen en -heffingen stegen de afgelopen jaren minder hard dan de inkomsten uit andere belastingen. Het aandeel van de belastingen op energieverbruik (energiebelasting, accijns op motorbrandstoffen) is min of meer gelijk gebleven terwijl het aandeel belastingen dat is gerelateerd aan vervoer (BPM, motorrijtuigenbelasting) is gedaald. Binnen Europa heeft Nederland een relatief hoog aandeel aan milieubelastingen in de totale belastingen en sociale premies.