nieuws Bestuurskracht

Gemeenten werken aan betere jeugdzorg

Vorig jaar sloeg even de vlam in de pan, toen minister De Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in een brief aan de Tweede Kamer grootscheepse reorganisaties in de jeugdzorg aankondigde. Gemeenten voelden zich overrompeld en lieten dat blijken ook. ‘We zijn toch één overheid? Laten we nou niet tegenover elkaar komen te staan.’

Bij de decentralisatie zijn weinig ongelukken gebeurd

Het gaat niet goed met de jeugdzorg in Nederland. In een rapport dat ze november 2019 naar de Kamer sturen constateren de inspecties voor de Gezondheidszorg en Jeugd en voor Justitie en Veiligheid dat de jeugdbescherming en -reclassering in Nederland op een onacceptabel laag niveau is beland. Minister De Jonge van VWS wijst met een beschuldigende vinger richting gemeenten – die sinds de decentralisatie van 2015 voor de jeugdzorgverantwoordelijk zijn – en kondigt grootscheepse reorganisaties en een wetswijziging aan. Zo wil hij dat gemeenten lichtere zorgtaken als opvoedondersteuning en schoolmaatschappelijk werk onder hun hoede houden, maar taken als pleegzorg en gezinsvervangende jeugdhulp overdragen aan zogenoemde regionale verbanden.

Ingewikkeld krachtenveld
Cathalijne Dortmans is wethouder Jeugd, Onderwijs en Gezondheid van de gemeente Helmond en voorzitter van de Sociale Pijler van het stedennetwerk G40. Ze begrijpt de reactie van de minister, maar vraagt begrip voor de positie van gemeenten. ‘Aan de ene kant realiseer ik me dat de minister moet opereren in een ingewikkeld krachtenveld: aanbieders, gemeenten en de inspectie… en de Tweede Kamer die verantwoording wil. Ik snap die dynamiek. Aan de andere kant: in Nederland is in een korte tijd heel hard gewerkt aan het invoeren van de decentralisatie. Daarbij zijn weinig ongelukken gebeurd en dat vergeten we nog wel eens. We zijn kritisch en dat is goed. We stellen hoge eisen en dat mag ook. Maar mag het ook een beetje realistisch zijn? In de zin van: wat is er nou eigenlijk fout gegaan en hebben we onszelf genoeg tijd gegeven om al tot een bepaald oordeel te komen?’
‘In het eerste jaar waren we vooral druk om alle kinderen in beeld te krijgen en met het sluiten van contracten met zorgaanbieders,’ vult haar collega Leon Meijer, wethouder Jeugdzorg en Jeugd in de gemeente Ede, aan. ‘Dat was spannend. Er was sprake van een kennisachterstand ten opzichte van de aanbieders. Bovendien werden we in het diepe gegooid. De data klopten niet: we kregen cijfers uit 2012 en 2014. En GGZ-aanbieders zaten nog in de weerstand en wilden niet meewerken.’

Eigen verantwoordelijkheid
Dat neemt niet weg dat beide wethouders zijn geschrokken van de conclusies van de inspecties. Dortmans: ‘Aanvankelijk was de reactie van gemeenten vooral: ho even! Maar dat had vooral te maken met de toon en niet met de inhoud. Hoofdinspecteur Jeugd Korry Louwes had het in de Volkskrant over het namen en shamen van wethouders. Zij is nota bene zelf wethouder geweest. Dan denk ik: jongens, jongens… we doen dit toch als één overheid, met ieder zijn eigen verantwoordelijkheid? Laten we nou niet tegenover elkaar komen te staan. Laten we elkaar helpen.’
De politiek kijkt niet naar het volledige plaatje’ zegt Meijer, ‘maar reageert op zware casussen. Vervolgens worden we daar met z’n allen op afgerekend.’

Verschillen
Dat zaken anders moeten worden aangepakt is evident, zeggen ook Meijer en Dortmans. Zoals in de justitiële jeugdzorgketen, de toegang tot de gemeenten en in de regionale samenwerking. Dortmans: ‘Maar het gaat op sommige plekken beter dan andere. En daar zat juist onze verontwaardiging: scheer ons niet over een kam. Er worden generaliserende opmerkingen gemaakt over heel Nederland, alle gemeenten, alle regio’s. Maar er zijn echt wel verschillen.’
‘In zijn algemeenheid hebben gemeenten meer grip gekregen’, zegt Meijer. ‘We zitten steviger aan tafel, met meer kennis en inzicht in het gebruik. Je zou kunnen zeggen dat we in rustiger vaarwater zitten, maar wel met financiële tekorten. In Ede is er een overschrijding van 33 procent. Maar aan kortetermijnoplossingen heb je niks. Die pakken op langere termijn slecht uit.’

De politiek reageert alleen op zware casussen

In een reactie aan de minister vragen G40 en VNG meer oog te hebben voor het “volledige plaatje”. Dortmans: ‘We hebben gezegd: leg nou niet alles in de wet vast, doe recht aan regionale verschillen en geef ons de ruimte om het proces dat we in 2015 in gang hebben gezet te vervolmaken. In een samenwerking tussen de G4 (de vier grote steden), de VNG en de G40 zijn we gekomen met een norm voor opdrachtgeverschap. Met die norm willen we laten zien: we erkennen dat we het beter kunnen doen en leggen onszelf een norm op.’
Meijer: ‘De norm is bedoeld om samenwerking, beschikbaarheid van de juiste hulp en efficiënte zorginkoop binnen regio’s te regelen. Het gaat om zaken als: hoe ga je om met andere regio’s, hoe ga je contracten aan? Mochten we niet aan die norm voldoen, dan vinden we het prima als we daarop worden gewezen. Het gaat erom dat we onszelf als regio verantwoordelijk stellen voor een regionale visie op jeugdhulp en afspraken maken met onze aanbieders. Dat er arbitrage kan plaatsvinden.’

Andere toon
Inmiddels zijn er 9 maanden verstreken. Volgens Dortmans en Meijer is het betoog van de gemeenten in Den Haag geland. In het conceptwetsvoorstel waaraan de minister werkt, is de toon al een andere, is de ruimte die ons wordt geboden een andere dan voorheen, constateren ze. Ondertussen zijn de gemeenten hard aan het werk gegaan. Dortmans: ‘Vanuit G40 zorgen we dat het in de justitiële keten allemaal beter op elkaar aansluit. In de Kamer is een motie aangenomen over de oprichting van expertisecentra. Wij pleiten ervoor om daar netwerken van te maken. Zorg dat de kennis niet letterlijk in een gebouw is vervat maar dat die kan worden ingevlogen als dat nodig is.’
De afgelopen tijd heeft in alle gemeenten een schriftelijke consultatie plaats, waarvan de norm deel uitmaakt. Ten tijde van dit interview is de uitslag nog niet bekend. Dortmans: ‘Maar ik hoop vurig dat alle gemeenten “ja” zeggen. Het duurt nog wel even voordat er een nieuwe wet ligt. Dat geeft ons de mogelijkheid om te laten zien wat we waard zijn. En dan zijn allerlei wettelijke ingrepen misschien niet meer zo nodig.’

*Dit artikel werd geschreven door Marc Notebomer en verscheen oorspronkelijk in Publiek Denken 21: Sociaal domein onder druk. Wilt u meer artikelen lezen? Neem dan nu een gratis abonnement op Publiek Denken.

Beeld: Shutterstock

Delen

Reageer

*

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *