Robots in ons midden?

Robotisering, digitalisering, flexibilisering, globalisering, duurzaamheid: de arbeidsmarkt van morgen is een speelbal van grote krachten en trends. Hoe ziet de toekomst van werk en beloning eruit en hoe krijgen we er meer grip op? Een klassieke denker als Karl Marx (1818-1883) kan ons aan een antwoord helpen. Het zal u misschien verrassen maar dat antwoord is niet: door het hele systeem omver te werpen. Beter is het een revolutie teweeg te brengen voordat hij uitbreekt.

Onlangs had Het Oogzieken­huis Rotterdam een wereldprimeur door als eerste een oogoperatie uit te voeren met behulp van een robot. Weer kunnen we een taak wegstrepen die machines – of mensen met machines – beter uitvoeren dan mensen. Wie filmpjes als de YouTube-hit Humans need not apply bekijkt (zie hieronder), krijgt de indruk dat geen enkele baan veilig is. Nog even en robots zijn de baas in onze fabrieken en magazijnen en zullen snel de chauffeur, de monteur en zelfs de chirurg vervangen. Ze babbelen tegenwoordig ook al met bewoners in bejaardentehuizen. Verder nemen (zelflerende) algoritmes allerlei administratieve taken over, waardoor ook de baan van de accountant, de advocaat en de belastinginspecteurs op de tocht staat. Schattingen van het World Economic Forum laten zien dat binnen tien jaar de meeste taken en werkzaamheden door robots kunnen worden gedaan. Een studie van Mckinsey voorspelt dat voor 2030 wereldwijd 800 miljoen mensen hierdoor hun baan zullen verliezen.

Zullen er nieuwe banen voor hen zijn? En wie bezit eigenlijk die robots en, dus, de vruchten van hun productiviteit? Daarbij breekt de digitalisering – denk aan de platformeconomie, de gig economy – een groot deel van de oude economie af. Digitale platforms produceren zelf niets, maar brengen vraag en aanbod slim bij elkaar, waardoor traditionele partijen, zoals banken, kranten, tv-zenders of taxibedrijven het nakijken hebben. Ze brengen ook een leger aan freelancers en flexwerkers op de been, waarmee ons sociale zekerheidssysteem zich geen raad weet.

Dit alles speelt zich af tegen de achtergrond van een sterke maatschappelijke tweedeling, zeker op de arbeidsmarkt, tussen hoog- en laagopgeleiden, insiders en outsiders, vast en flex, tussen CEO en de werkvloer en, nog steeds, tussen man en vrouw en allochtoon en autochtoon. De inkomensongelijkheid lijkt zelfs te groeien. De werkloosheid is nu nog laag, er zijn zelfs veel vacatures, maar de onderhandelingspositie van arbeid is door de flexibilisering zo uitgehold dat ook nu de lonen niet stijgen.

Hoe krijgen we weer grip op deze ontwikkelingen zodat de tweedeling niet toeneemt? Zijn robotisering en digitalisering eigenlijk wel te sturen? Wie de discussie volgt, raakt al snel de draad kwijt door het jargon, de eindeloze stroom aan cijfers en vaak tegengestelde voorspellingen en adviezen. Er zijn ook zoveel organisaties, experts, journalisten en politici die in eindeloze debatten, congressen en TED-talks van alles en nog wat vinden en voorspellen. Je weet niet waar je moet beginnen en bij wie je moet zijn. Je ziet door de bomen het bos niet meer en je struikelt over de boswachters.

Teruggrijpen naar Marx
Soms is het goed om een grote stap terug te doen en er een klassieke bron op na te slaan. Zoals de Duitse denker en grondlegger van de arbeidersbeweging Karl Marx (1818-1883). Marx beschreef hoe elke maatschappij – of het nu om jagers en verzamelaars gaat, boeren, de feodale samenleving en de verschillende stadia van kapitalisme die we de afgelopen twee eeuwen hebben doorlopen – is gegrondvest op een economische ‘onderbouw’, waarop een politieke, culturele ‘bovenbouw’ staat. In de onderbouw bevinden zich de productiekrachten (zoals spierkracht, energie, gereedschap, machines etcetera) en de productieverhoudingen (eigendoms- en machtsrelaties). Kort samengevat: wie maakt wat? En wie krijgt wat?

De bovenbouw bestaat uit wet- en regelgeving, denkbeelden, normen en waarden, religie, enzovoorts, die bij deze onderbouw past. Hoewel Marx en zijn partner in crime, Friedrich Engels een duidelijke wisselwerking zagen tussen onder- en bovenbouw, was duidelijk dat de onderbouw, de materiële basis, de bovenbouw bepaalde, die op zijn beurt vooral diende om de onderbouw te faciliteren en te legitimeren. Zo zou het liberale systeem bestaande eigendomsverhoudingen beschermen, en zo zou religie (‘opium van het volk’) de mensen in de meest precaire posities zoet houden met de hoop op het hiernamaals.

De geschiedenis zou worden voortgedreven door veranderingen in de onderbouw en dan met name de productiekrachten – ‘historisch-materialisme’ noemden Marx en Engels dat. ‘De handmolen levert een maatschappij met een feodale heer op; de stoommolen een maatschappij met de industriële kapitalist’, is een gevleugelde uitspraak. Verander de productiekracht en uiteindelijk verandert de hele samenleving mee.

Marx was – dat weten veel mensen niet – lovend over de productieve krachten van het kapitalisme van zijn tijd. Hij keek met ontzag naar technologische ontwikkeling, naar de wetenschap en de communicatiemogelijkheden, die een beter leven voor iedereen zouden kunnen betekenen. Maar hij dacht dat het systeem op springen stond omdat de (in zijn ogen) belangrijkste productiekracht, de arbeider, die uiteindelijk ook de machines voor industrie maakt, er bekaaid vanaf kwam in de productieverhoudingen. De kapitalist zou er met de buit vandoor gaan omdat hij uiteindelijk de machines bezat en arbeid kon inhuren tegen kostprijs. De bovenbouw zou deze ‘contradictie van het kapitalisme’ kunstmatig in stand houden, maar niet voor lang. De arbeiders (het ‘proletariaat’) zou op een gegeven moment de macht grijpen en het kapitalisme vervangen door een klassenloze samenleving met bijbehorende bovenbouw zonder privaat eigendom. 1

Permanente verbouwing
Heeft Marx gelijk gekregen? Het antwoord is: ja en nee. Ja, want de vruchten van de immense productiviteitsstijging, vooral in de afgelopen decennia, is terechtgekomen bij een kleine groep haves. Wereldwijd hebben de rijkste 0,1 procent de afgelopen decennia zich net zo’n groot deel van de welvaartsstijging toegeëigend als de armste 50 procent. Zoals Marx voorspelde, hebben de grote bedrijven het voor het zeggen. Ze hebben de macht en de middelen om landen tegen elkaar uit te spelen en de belasting te ontwijken. Ze struinen de wereld af op zoek naar grondstoffen en goedkope arbeid, waardoor de lonen laag blijven. De mens als productieve kracht komt er in ieder geval bekaaid van af. De Franse econoom Thomas Piketty maakte furore met zijn boek Kapitaal, waarin hij laat zien hoe het rendement op kapitaal structureel hoger is dan de economische groei. In Nederland stegen de bedrijfswinsten het afgelopen jaar in ieder geval met ruim 10 procent, terwijl de reële lonen daalden, aldus het CBS.

Tegelijkertijd is de revolutie vooralsnog uitgebleven. We hebben er een bovenbouw bij bedacht – een waaier aan rechten, uitkeringen en subsidies, het onderwijs – sowieso de gehele publieke sector – die onze samenleving bij elkaar houdt. Eigenlijk doen we niets anders dan de bovenbouw herinrichten. Het publieke debat, in de kranten, op tv en online, de politieke besluitvorming; we zijn constant met de verbouwing bezig.

De onderliggende vraag die steeds beantwoord moet worden is hoe we machtsrelaties zo kunnen omvormen dat ze recht doen aan de onderliggende productiefactoren, en daarmee ook die productiefactoren stabiel houdt. De beloning voor arbeid, zeker aan de onderkant, is nu te laag en de werkende klasse – het feit dát we nog steeds van een ‘klasse’ spreken zegt veel – verzet zich steeds heftiger in demonstraties en via ‘tegen’-stemmen in verkiezingen. De oneerlijke verdeling zit niet alleen in geld, maar vooral ook in sociaal en cultureel ‘kapitaal’. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) hamert er keer op keer op dat Nederland uiteen dreigt te vallen in een groep hoogopgeleide winnaars, die geld, kennis en contacten hebben, en zich steeds vaker terugtrekt in de eigen gelederen, en een vaak lageropgeleide groep die veel minder kansen heeft, onzeker en gefrustreerd is, en geen vertrouwen heeft in de politiek. Daarmee dreigen we een hele grote groep onmisbare vakmensen te verliezen omdat zij niet het idee hebben dat het ook hún bovenbouw is. Dit probleem vereist een radicalere herverdeling: niet alleen op de arbeidsmarkt, maar ook op de woningmarkt en in het onderwijs – misschien moet de vrije schoolkeuze zelfs ter discussie worden gesteld om deze culturele tweedeling te stoppen. Verder moeten traditionele(re) beroepen en vakmensen veel meer erkenning en waardering krijgen dan nu.

De bovenbouw is ook nog niet goed ingericht om de steeds grotere groep flexwerkers en (schijn)zelfstandigen te huizen. Volgens het CBS komen zelfstandigen meer dan vijf keer zo vaak onder de armoedegrens dan werkenden in loondienst: 11 versus 2 procent. Een van de redenen is dat de koppeling tussen sociale zekerheid en het hebben van een (vast) arbeidscontract vandaag de dag nog veel te sterk is. De welvaartsstaat leunt nog op het oude, vaste contract, wat betreft toegang tot ontslagbescherming, verzekeringen, pensioen, enzovoorts. Slechts een op de vijf zelfstandigen is verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid.

We hebben hier in Nederland al onze handen vol aan, maar tegelijkertijd is de wereldwijde bovenbouw ook in beweging. Het ethische bewustzijn groeit, de internationale samenwerking wordt hechter, nieuwe regels over eerlijke handel en beloningen, maar ook over het milieu (ook wel de ‘tweede contradictie van het kapitalisme’ genoemd) zijn in de maak.

Al met al is het mogelijk om het (geglobaliseerde) kapitalisme in bedwang te houden, om de enorme productiekrachten – waar wij zelf deel van uitmaken – te erkennen en in te bedden in een, stabiele, rechtvaardige samenleving. Het vereist een continue inspanning, maar het kan.

Nieuwe productiekrachten
Maar intussen staat de onderbouw niet stil. De robot, kunstmatige intelligentie en big data zijn de nieuwe productiekrachten die het huis opnieuw doen kraken in zijn voegen. Op zich bieden deze krachten volop kansen: robots en algoritmen kunnen het werk overnemen dat wij niet hoeven (of willen) doen. Daarbij zijn deze krachten het productiefst waar ze mensenwerk aanvullen en makkelijker maken. Veel studies laten zien dat robotisering en digitalisering tot grotere productiviteit, economische groei en veel nieuwe banen zullen leiden.

Maar de inhoud van ons werk gaat wel op alle niveaus veranderen. Handmatig werk zal op termijn helemaal overgenomen worden door robots. De dienstensector zal steeds meer zelflerende algoritmen inzetten. De zorg-, mobiliteit- en energiesector zullen drastisch veranderen door artificiële intelligentie en de nieuwe spelers die op de markt komen. Ook de banken – een interessante sector voor de critici van het kapitalisme – zouden met de opkomst van nieuwe online platformen, apps en blockchain, misschien wel worden weggevaagd. ING-topman Ralph Hamers sprak al eens van een ‘revolutie’ toen hij, in reactie op nieuwe digitale dienstverleners, reorganisatieplannen aankondigde.

Het goede nieuws is wel dat de meeste onderzoeken, zoals die van McKinsey en Boston Consulting Group, voorspellen dat de veranderingen de nodige tijd zullen vergen. Vooral het inzetten van robots op de werkvloer is vaak veel lastiger dan we denken. Gedacht wordt dat door alle economische, organisatorische en culturele barrières, de transitie een kwestie is van decennia, en niet van jaren. Dat zou betekenen dat we de tijd hebben om te reflecteren op de productierelaties – tussen robot of algoritme en de mens, tussen robotproducent, roboteigenaar en robotlozen, etcetera – en om de bovenbouw erbij te dromen die we nodig hebben om uiteindelijk de samenleving vooruit te helpen, om te zorgen dat de productiviteitswinst eerlijk(er) verdeeld wordt, dat nieuwe spelers niet te machtig worden en al het kapitaal, de robots en de data zich niet bij hen ophopen. We hebben ook de tijd om ervoor te zorgen dat zinvol werk overblijft of ontstaat, dat iedereen nieuwe vaardigheden kan aanleren, maar ook dat de sociale zekerheid wordt heringericht om iedereen die buiten de boot valt op te vangen. We hebben de tijd om te voorkomen dat we wéér een nieuwe klasse van outsiders creëren – proletariërs zullen we ze maar niet noemen – die op zichzelf is aangewezen.

Hoe gaat die bovenbouw eruit zien? Niemand kan dit voorspellen, maar er zijn wel scenario’s denkbaar. In ieder geval gaat het onderwijs op de schop: niet alleen zullen mensen liefst op jonge leeftijd moeten leren programmeren, het moet ook normaal zijn om op latere leeftijd onderwijs te volgen om te kunnen inspelen op de veranderende economie. Wat ‘normaal’ is, bepalen we in de bovenbouw. Mocht het zo zijn dat robots en algoritmes het gros van de productie op zich nemen en slechts door een handjevol mensen gecontroleerd hoeven te worden, dan moeten alle andere mensen aanspraak kunnen maken op die productie, zonder mee te produceren: een basisinkomen. Veel mensen kunnen zich dan ook gaan toeleggen op vrijwilligerswerk, openbaar bestuur, mantelzorg, kunst en ambachten: het hele idee van ‘werk’ gaat dan op de schop. Wat ‘werk’ betekent, bepalen we wederom in de bovenbouw. Misschien – maar daar zijn de meeste economen tegen – moeten we toch ook denken aan een robottaks om tijd en middelen vrij te maken om dit soort ingrepen voor elkaar te krijgen. Misschien moeten we oude ideeën van stal halen over collectieve zeggenschap over robotbedrijven en digitale reuzen.

Dit soort ideeën krijgen langzamerhand vorm en bereiken tegenwoordig de hoogste gremia in onze samenleving. In de De robot de baas, een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid uit 2015, wordt al door tal van technologiedeskundigen, economen en andere wetenschappers bedacht hoe de robot in ons midden op te nemen. De WRR sprak van een ‘inclusieve robotagenda’ die de complementariteit van mens en machine bevordert en met ‘een repertoire van verschillende beleidsinstrumenten’ zorgt dat de tweedeling niet verder toeneemt. De nieuwe bovenbouw staat in de steigers.

Tot slot
We weten nog niet hoe we Marx’ uitspraak kunnen herformuleren: ‘de stoommachine geeft ons de industriële kapitalist, de robot en artificiële intelligentie leveren ons …?’ Ja, wat eigenlijk? In ieder geval leren we van Marx dat we zélf bepalen hoe we de productiekrachten, inclusief onze eigen arbeid, mogen inzetten en welke regels, rechten en ideeën we nodig hebben om een welvarende samenleving te maken. De productiekrachten hebben hun eigen logica waar we op in moeten spelen, maar wij hebben het laatste woord.

  1. De fijnproever kan Marx zelf erop naslaan. De primaire tekst van het ‘historisch materialisme’ is Die Deutsche Ideologie (1846), latere teksten zijn Zur Kritik der Politischen Ökonomie (1859) of de inleiding van de Grundrisse (1857/58), waarin al veel van zijn ideeën voor Das Kapital (1867) in zitten. Alle werken van Marx zijn overigens ook vertaald in het Engels. Een aanrader is het werk van de econoom en SP-senator Geert Reuten, misschien wel dé Nederlandse Marx-kenner, recent nog De kleine Marx (2017) een samenvatting van Das Kapital met een toepassing op het huidige kapitalisme.
Delen

Reageer

*

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

  1. Mooie illustratie van de afhankelijkheid van de de bovenbouw van de onderbouw, is het voortdurend uitstellen van de brexit.