Volgens adviseur en onderzoeker Emilie Stumphius van onderzoeksbureau Necker van Naem zijn er genoeg zorgen over rekenkamers. ‘Maar het is eigenlijk jammer dat het publieke gesprek over rekenkamers al jaren voornamelijk over 30 doornroosjes gaat. Het echte probleem van de lokale rekenkamer gaat over positionering.’
De relatie tussen rekenkamer en gemeenteraad is heel belangrijk (zie ook pp. 34-35). Stumphius: ‘Daar ligt wat ons betreft de sleutel tot effectievere rekenkamers. De rekenkamer is onafhankelijk en doet haar werk ten behoeve van de raad. We zien veel externe rekenkamers die alleen in de raad komen om een onderzoek te presenteren, die niet zichtbaar zijn, die zonder verdere input besluiten wat ze onderzoeken. Dat is een wel erg nauwe taakopvatting.’
Het volgen van de raadsagenda, in gesprek blijven met raadsleden over wat er speelt, raadsleden input laten leveren over onderzoeksonderwerpen: het zijn volgens Stumphius allemaal manieren om meer aandacht en draagvlak voor een onderzoek te genereren. ‘De rekenkamer beslist, maar ze kan beter beslissen als ze weet wat er speelt in de raad. Ook het actief betrekken van raadsleden tijdens het onderzoek leidt tot meerwaarde van en voor de rekenkamer: een interview maakt dat we niet hoeven te gissen naar het perspectief van de raadsleden, in een raadsworkshop gaan de raadsleden zelf direct aan de slag. Dat is pas impact. Je blijft onafhankelijk en kunt beter aansluiten bij de gebruikers van het onderzoeksrapport.’ Stumphius: ‘Laten wij – iedereen die voor en met rekenkamers werkt – de lat hoger leggen dan: iedere gemeente een rekenkamer.’